1e zondag in de advent A (2001)

"U weet trouwens hoe laat het is, dat het uur om uit de slaap te ontwaken reeds is aangebroken." (Romeinenbrief, 13:11)
"Want zoals in de dagen van de zondvloed de mensen aten en dronken, huwden en uithuwelijkten, tot de dag waarop Noach de ark binnenging en ze niets wisten totdat de zondvloed kwamen hen allemaal wegrukte, zo zal het ook gaan bij de komst van de mensenzoon." (Mattheüs, 24:38v.)

In alle katholieke kerken wordt dit weekeinde nieuwjaar gevierd. De eerste zondag van de advent luidt het begin in van een nieuw kerkelijk jaar. Maar van dat nieuwjaar is bijna niets te merken, want er is geen enkele feestelijkheid mee gemoeid. Er hangt wel al feestelijkheid in de lucht, maar die betreft de voorbereiding van de burgerlijke (en commerciële) nieuwjaarsfeesten.
Christenen heb en hun eigen feestkalender. Wij mogen ons die kalender niet laten afpakken of hem zelf afschaffen. Misschien moeten we die eigen kalender scherper in de verf zetten, om duidelijk te maken waarin christenen steeds meer van andere mensen gaan verschillen.
Alle grote godsdiensten hebben hun eigen kalender: hun herdenkingen, feesten en vieringen die tekening en kleur aanbrengen in de opeenvolging der dagen en die het ritme van de tijd bepalen. Die indeling van de tijd verschilt van godsdienst tot godsdienst. Voor moslims is de vrijdag wat voor christenen de zondag is, en voor joden is dat de zaterdag. Dat is het zichtbaarste voorbeeld, naast dat van het verschil tussen de christelijke veertigdagentijd en de vasten van de moslims in de ramadan-maand. Maar het is niet het belangrijkste voorbeeld. Veel belangrijker is de grote kalender, die van de jaarindeling en de indeling van de opeenvolging der jaren.
Hoe belangrijk dat is, kunnen we al zien aan de eigen kalender van iedere familie. Want iedere familie heeft een eigen kalender: die van de verjaardagen, van de geboorten, de huwelijken, en de overlijdens. In sommige gezinnen en families wordt daar veel meer belang aan gehecht dan in andere, maar bij iedereen speelt de eigen kalender een essentiële rol. Onze kalenders bepalen wie wij zijn. Ze zijn een antwoord op de vraag waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan. Ze geven de hechtingspunten aan van ons leven, de grote verbanden waarbinnen ons leven zich afspeelt, de mijlpalen van onze persoonlijke geschiedenis en onze verbondenheid met andere personen.
De christelijke kalender bepaalt wie wij zijn en wat wij te doen hebben als christen. Hij bepaalt de indeling van de dagen in weken, rond de ankerpunten van de opeenvolgende zondagen. Hij geeft de structuur aan van het jaar in perioden en seizoenen, rond de ankerpunten van de hoogdagen. Pasen, de lente; Maria Hemelvaart, de zomer en de oogst; Allerheiligen, de herfst; Kerstmis, de winter. Hij geeft een eigen kleur aan elke dag. Elke dag heeft zijn heilige en elke heilige is op zijn of haar manier een voorbeeld van christelijk leven, zijn of haar feest is een dankbare viering van wat christenen voor hun medemensen hebben betekend.
De christelijke kalender is het grote erfgoed van de christelijke beschaving. Nog altijd toont hij duidelijk de christelijke wortels van de hedendaagse cultuur die haar christelijk karakter stilaan helemaal kwijt geraakt. Kerkelijke hoogdagen zijn officiële burgerlijke feestdagen. Ook het omgekeerde is gebeurd. Denk aan de eerste mei: de burgerlijke feestdag die ontstaan is als een oppositiefeest van de socialistische arbeidersbeweging, maar stilaan ingeburgerd en officieel vastgelegd als het feest van de arbeid. De kerk is gevolgd met een eigen christelijke viering van de arbeid. Een ander voorbeeld is de profane viering van nieuwjaar, door de kerk overgenomen en omgezet in een eigen christelijk feest.
Op weinig uitzonderingen na vallen alle topmomenten van de kerkelijke kalender samen met die van de burgerlijke kalender. Maar de profaan geworden burgerlijke samenleving, de gecommercialiseerde cultuur heeft de christenen hun eigen feesten afgepakt. Ze heeft er een eigen invulling aan gegeven die niets meer met hun christelijke zingeving heeft te maken. Wie zien dat nu al weer volop bezig, met Sinterklaas, kerstmis en nieuwjaar die tot één grote commerciële bedoening en een collectieve feestroes ineenvloeien. En waar zijn de mensen die zich christen noemen te vinden die daar niet van harte aan meedoen?
Dit weekeinde hebben we een grote, misschien wel de belangrijkste uitzondering van een kerkelijke kalenderdag die niet samenvalt met een apart moment van de burgerlijke kalender. Het kerkelijke, het christelijke nieuwjaar. Die viering zal men ons ongetwijfeld niet afpakken. Maar we mogen er dan ook niet achteloos aan voorbijgaan. Natuurlijk zou het geen zin hebben aparte christelijke nieuwjaarskaartjes te gaan schrijven en aparte nieuwjaarswensen in te voeren, minder dan een maand vóór het 'echte' nieuwjaar. Wat ik wil zeggen is dit: we mogen de gelegenheid van dit aparte kerkelijk nieuwjaar niet laten liggen. Het is de gelegenheid om ons nadrukkelijk voor de geest te halen waarin het eigen karakter van de christelijke kalender bestaat.
De christelijke kalender bepaalt wie wij zijn als christen, hij toont een antwoord op de vraag waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan, hij geeft de grote hechtingspunten van ons leven aan, hij detailleert de structuur en de tekening van ons leven.
Nieuwjaar op de kerkelijke kalender zet het antwoord op de vraag waar we naartoe gaan apart en dik in de verf. Het trekt de horizon helemaal open naar het definitieve eindpunt van de hele geschiedenis. En vanuit dat eindpunt wordt een eigen licht geworpen op de grote vragen over wat ons te doen staat.
Het evangelie dat wordt voorgelezen, klinkt nogal dreigend. Pas op! Leef er niet zomaar op los, zoals in de tijd van Noach, toen de zondvloed op komst was en ongeveer niemand het had zien aankomen. Er kunnen belangrijke, beslissende dingen voorvallen. Dingen, inderdaad, die we moeten vrezen, maar vooral ook dingen die een vervulling brengen van onze echte verlangens. Maar we zullen er niets van merken als we onbedachtzaam leven.
Waardoor wordt ons leven in beslag genomen? Eten en drinken, vrijen en trouwen, voor het huishouden zorgen, werken, vergaderen, ontspanning, enzovoort enzovoort. Veel routine, plichtsvervulling en ook plichtverzuim, genoegen en pijn, vreugde en verdriet. Daar is niets tegen te zeggen, het heeft allemaal zijn belang. Maar wat is het uiteindelijke belang, waar zijn we uiteindelijk, ten diepste en ten laatste mee bezig? Bij zulke vragen moeten we regelmatig eens stilstaan. Bij de vraag omtrent de ankerpunten en de wegwijzers van het leven. Bij de grote kalender waardoor we ons leven laten bepalen. Bij de stem van onze diepste verlangens, onder de oppervlakte van wat ons dagelijks bekommert.
Het kerkelijk nieuwjaar is telkens het begin van de voorbereiding op kerstmis. Het is de tijd waarboven het begin van de christelijke geloofsbelijdenis in hoofdletters staat geschreven: dat God omwille van ons, mensen, en omwille van ons heil, zelf mens is geworden en onder ons is komen wonen. God vindt mensen zozeer de moeite waard dat hij ons menselijk leven is komen delen, tot in een smadelijke dood. Dat is het beslissende gebeuren waarop de christelijke kalender is gebouwd. Wij delen de geschiedenis van haar begin tot haar einde in de tijd vóór Christus en de tijd na Christus. En die tijd doen wij uitmonden in het moment waarop Christus zal terugkomen, om definitief te voltooien wat eenmaal is begonnen. Sinds dat begin, zegt Paulus, is de nacht ten einde en is de dag aangebroken. Wij leven in het licht en moeten ons wapenen met het licht. Onze christelijke kalender tekent de momenten van de fundamentele spanning tussen de levend gehouden herinnering en de onverwoestbare hoop. Ons leven staat gegrondvest op die herinnering en wordt gedragen door die hoop.
In dit perspectief wensen christenen vandaag elkaar een zalig nieuwjaar. Ze wensen elkaar dat ze kracht mogen blijven putten uit de christelijke herinnering en de richting van hun leven mogen blijven vinden in de christelijke hoop.