Uit Sion komt de Wet (2007)

Het is goed voor de christen die echt horen wil,
dat op de eerste de beste zondag van de kerkelijke A-cyclus,
in de eerste zin van de eerste lezing te lezen staat:
‘Op het einde der dagen zal de berg
waarop de tempel van de Heer staat, oprijzen boven alle bergen.´

Jeruzalem staat dus centraal.
Wij kunnen langs die stad niet heen.
De tekst gaat verder: ´Alle volkeren zullen er heen stromen
en talloze naties erheen trekken.´
Mensen van allerlei slag en allerlei vroomheid
(het begrip´naties´ is minder religieus geladen dan het woord ‘volk’)
worden verzameld rond die ene berg.

Waarom ? Het antwoord komt – al doorlezend -  overduidelijk:
´Laat ons optrekken naar de berg van de Heer…
want daar zal Hij ons zijn wegen wijzen,
wij zullen zijn paden bewandelen, want uit Sion komt de Wet.´

Als wij het woord ´wet´ horen denken wij aan ´in naam der wet´
of iets van dien aard.
Maar zo is het woord wet niet bedoeld:
het woord wet staat voor een heel programma
van bevrijding en vernieuwing.
het gaat om een richting wijzen aan ons leven
Het zijn woorden en beloften, zoals wij ook
de tien woorden aan het overwegen zijn deze weken.
Wegwijzers en beloften ons niet gegeven om ons te hinderen
maar om ons een bepaalde kant uit te leiden,
de goede kant, een nieuwe toekomst tegemoet.
Vandaar ook dat je in de synagoge een feest als
´Vreugde der Wet´ kunt vieren.

Dat hebben we  nodig in ons merkwaardige saaie bestaan.

Predikant 2 (E.P):
Loopt alles maar in kringen rond?
Kringen die, naarmate de jaren vorderen, steeds sneller lijken te gaan.
Zo, dat we denken: hé, het is nu alweer Advent,
straks is het alweer kerst, dan begint er een nieuw jaar,
2008 al weer, en binnen de kortste keren is het alweer
Aswoensdag en vasten en Pasen en zo gaat dat maar door.
De tijd als een opeenvolging van kringen in de tijd.
We kunnen het gevoel krijgen opgejaagd te worden door de tijd,
dat de tijd door onze vingers glipt en we tijd te kort hebben.
Of we kunnen het gevoel hebben dat we gevangen zitten
in een hopeloze rondgang door de tijd. Kerstmis
en mooie liedjes komen elk jaar terug –
oorlogen, verdriet en honger ook.

De mens als een speelbal van de tijd,
of als een speelbal van het lot van de wereld,
waar een mens maar kwetsbaar en machteloos tegenover staat.
Op het eerste gezicht lijkt het wel
of de lezing uit het evangelie van Mattheüs dat gevoel beaamt.
”… want dan zullen er twee op de akker zijn:
de een wordt meegenomen, de ander achtergelaten
,twee vrouwen zullen met de molen aan het malen zijn,
de een wordt meegenomen, de andere achtergelaten…”  

Het is een vage tekst. Wat wil het zeggen:
één wordt er meegenomen en één wordt er achtergelaten?
Achtergelaten worden klinkt niet aantrekkelijk.
Maar meegenomen worden klinkt ook behoorlijk vaag,
als er niet bij staat door wie en waar naar toe.

Maar wat nog meer in het oog springt in deze tekst is de schijnbare willekeur.
Twee mensen zijn hetzelfde aan het doen:
ze werken alle twee op een akker,
ze zijn alle twee met een molen in de weer
toch wordt de ene wel meegenomen en de ander niet.
Wat dat dan ook betekenen moge.

Het gaat net zoals in de dagen van Noach, hoorden we,
toen de mensen aten en dronken, huwden en ten huwelijk werden gegeven,
oftewel toen iedereen gewoon bezig was met wat voor handen was.

En ineens toen ik dat las, dacht ik aan onze eigen stad,
aan ons eigen dagelijks leven, waarin we druk zijn met van alles,
zeker zo aan het begin van de drukke decembermaand.
Velen zijn in de stad te vinden, in de vrolijk opgetuigde winkels
waar weer van alles wordt aangeboden, en als je daar loopt
en naar al die mensen kijkt, dan lijkt het erop alsof al die mensen
precies hetzelfde doen. Ze slaan in wat ze nodig hebben of wat ze leuk vinden,
ze doen inkopen met het oog op sinterklaas of kerst.
Iedereen is gewoon een klant, gelijk aan een ander.
Of lijkt dat maar zo?

Je kunt in zo’n drukke winkel, waar je iedereen boodschappen ziet doen,
eigenlijk niet zien waar mensen mee bezig zijn.
Zijn mensen bezig om voorbereidingen te treffen
voor feesten waar ze naar uitzien vanwege de gezelligheid?
Of zijn ze bezig met iets dat voor hun gevoel moet,
als voorbereiding op sociale verplichtingen
waar ze liever van bevrijd waren geweest?

Zijn mensen bezig de feestdagen te overleven,
omdat ze een dierbare in hun omgeving missen
en daarom tegen de feestdagen opzien?
Zijn er mensen die het toeleven naar kerst
bewust op een religieuze manier beleven,
die in de Advent tijd en ruimte maken om toe te leven naar kerst?
Wie van al die mensen in de drukke winkelstad
brandt thuis elke week een kaarsje meer van een Adventskrans?

Zijn er mensen bezig hun buren te helpen,
of proberen ze in de komende feestdagen iets te betekenen
voor buren, voor mensen die ziek zijn,
of misschien voor asielzoekers in de buurt of daklozen in onze stad?

Je kunt dat allemaal zomaar niet aan de mensen zien.
Maar het maakt bij wat ze doen een wereld van verschil,
niet bij wat je ze letterlijk ziet doen,
maar op de manier “waarop ze er in staan.”

Met de woorden van het evangelie: dan kan het dus inderdaad zo zijn
dat er twee op het land werken of twee met een molen bezig zijn
en dat er daarvan toch maar één wordt meegenomen.
Omdat het niet zozeer de concrete bezigheid is die bepalend is,
maar de instelling waarmee het werk wordt gedaan.
Niet zozeer waar iemand mee bezig is
maar datgene wat een mens echt bezig houdt is bepalend.
Het bepaalt of je wordt achtergelaten, daar waar je al was,
waar alles steeds hetzelfde blijft, een kringloop van de tijd
waarin weinig te hopen of te verwachten valt.

Of je wordt meegenomen. Dat wat er zo onduidelijk staat.
Waar naar toe dan wel?

Gelukkig hebben we ook de eerste lezing,
waarin de profeet Jesaja woorden durfde te geven aan een visioen dat ons wenkt:
Een wereld waarin zwaarden zullen worden omgesmeed tot ploegijzers
en speerpunten tot sikkels,
een tijd waarin geen volk nog zal willen oorlog voeren tegen een ander.
Leven vanuit geloof dat er wat kan veranderen,
dat het zin heeft wat je doet, is werkelijk anders leven.

Hoewel je misschien op het eerste gezicht niet zo veel anders doet
dan de mensen om je heen. Maar het kan je om te beginnen misschien al
anders doen kijken naar de mensen om je heen.
God weet wat hen allemaal bezighoudt,
wat er in hen leeft aan dromen en idealen,
die we bij elkaar naar boven kunnen roepen
als we ze bij elkaar durven vermoeden.

Stel dat in zo’n overvolle grote winkel, zo om een uur of half zes,
als het al donker is, plotseling de elektriciteit zou uitvallen.
Iedereen plotseling in het donker,
de roltrap met een schok tot stilstand, het kijken, afrekenen
en geld ontvangen houdt in één keer op. Wat zou er dan gebeuren?

Mensen bij de roltrappen proberen degenen te helpen die gevallen zijn,
ergens begint een kind te huilen dat snel door mensen in de armen wordt genomen,
iemand bedenkt ineens dat hij een zaklampje bij zich heeft
en maakt licht voor de mensen om hen heen.

Ineens leeft niemand meer met de gedachte van “ik moet straks dit en dat…”
maar iedereen leeft in het hier en nu. Deze situatie vraagt alle aandacht,
medemenselijkheid voor lotgenoten komt naar boven.

Zou de elektriciteit maar wat vaker uitvallen, denk je haast.
Zouden we misschien maar wat vaker als aan onze haren getrokk
en tot stilstand komen, uit ons drukke bezigheden,
opdat er ruimte zou komen voor wat ons nou echt bezighoudt.

Voor wat er in ons leeft aan goede wil, aan idealen,
aan hoop, aan dromen over hoe we eigenlijk
als mensen met elkaar om zouden willen gaan.
December is een drukke tijd, zeggen we vaak tegen elkaar.
Laten we onszelf corrigeren en zeggen:
Advent is een tijd van ruimte maken.
Ruimte om niet gevangen te raken in de kringloop van de tijd,
maar om de verwachting in ons te laten groeien.
Om het geloof in onze mogelijkheden te voeden.

Niet dat wij in deze wereld het kwaad in een keer zouden kunnen keren.
Helaas. Maar wel dat we op onze eigen plaats heel wat kunnen betekenen,
in onze eigen kring een wereld van verschil kunnen maken.
En dat we daarin elkaar kunnen helpen door van elkaar het goede te verwachten.

Er ligt in ons allen samen, misschien wel eens te diep verborgen,
een schat aan goeds. Laten we in de Advent proberen voor al dat goeds
ruimte te maken. Dat wij samen echt kunnen uitzien
naar het licht van kerstmis, dat ook ons zal bezielen.