14e zondag door het jaar A - 2002

Zusters en broeders

In de eerste lezing voert de profeet Zacharias ons een messiaanse koning op die deemoedig is en op een ezel rijdt, een veulen, het jong van een ezelin. Strijdwagens en paarden veegt hij weg, wapens breekt hij stuk en hij kondigt een wereldwijde vrede af. Nu is die keuze voor de ezel boven het paard erg betekenisvol, want in de Bijbel staat het paard symbool voor militaire macht, geweld en overwinning. Ezels daarentegen overwinnen niet, ze dienen. Vaak krijgen ze slaag, maar onvermoeibaar blijven ze zware lasten over onmogelijke bergpaadjes dragen, zonder ooit één stap verkeerd te zetten.

We weten dat Jezus helemaal aan dat Zachariaanse messiasbeeld beantwoordt. Niet macht en heerschappij streeft Hij na, wel dienstbaarheid. "Ik ben niet gekomen om te heersen, maar om te dienen", zegt Hij, en daarmee is zijn hele messiasschap in één enkele zin getekend. Wat Hij ons vandaag zegt, sluit daar perfect bij aan: Hij prijst zijn Vader omdat Hij deze dingen - het begrijpen en omarmen van zijn boodschap - verborgen heeft gehouden voor wijzen en verstandigen, maar ze heeft geopenbaard aan kleinen. Hij had zijn boodschap tot iedereen gericht, maar Hij moest al vlug vaststellen dat de vooraanstaanden, de officiële vromen, de kenners van de Wet er niet voor open stonden, er zelfs tegenin gingen, terwijl de kleinen, de armen en de rechtelozen, de zondaars, tollenaars en publieke vrouwen, de uitgestotenen en de randgevallen wèl op zijn prediking ingingen. Daarvoor prijst Hij dus zijn Vader, en dat is bijzonder betekenisvol, want onmiddellijk daaropvolgend beklemtoont Hij de eenheid tussen Hemzelf en zijn Vader. "Niemand kent de Zoon tenzij de Vader, en niemand kent de Vader tenzij de Zoon." Hij en de Vader zijn dus volledig één, waaruit we kunnen afleiden dat God, net als de Zoon, er weliswaar voor iedereen is, maar dat Hij zich toch het eerst over de kleinen ontfermt.

En dat is wat Jezus zelf ook wil zijn: klein en nederig, en vooral dienstbaar. Hij wil zelfs de lasten van anderen dragen. "Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken," biedt Hij aan. Maar, is er op dit ogenblik wel vraag naar zo'n aanbod? Immers, nooit voorheen is de onafhankelijkheid van het individu zo groot geweest als vandaag. We gaan en staan waar we willen, we geloven wat we willen, we consumeren wat we willen. We doppen onze eigen boontjes, en we letten er scherp op dat niemand de kaas tussen onze boterham uithaalt. We zijn onze eigen baas, onze eigen meester, onze eigen norm. En we zijn niet uitgeput en we gaan niet gebukt onder lasten, neen, we zijn stoer en gelukkig, en ons leven is één groot feest, want we leven in de beste van alle denkbare werelden.

Maar tegelijk is er meer en meer tweedracht, horen velen nergens meer bij, vergroot de werkdruk elke dag, is stress alomtegenwoordig en groeit de angst: angst voor de milieuverloedering, de bevolkingsexplosie aan de andere kant van de wereld, de groeiende misdadigheid, het terrorisme. Angst ook om verkeerde keuzes te maken, te blunderen, een mal figuur te slaan, te mislukken. Want dat kan je je niet veroorloven: mislukken. Gebeurt het wel, dan is het je eigen fout, want je had toch de vrijheid om zelf te kiezen, om zelf je eigen leven te maken.

En zo is de cirkel rond, zusters en broeders: van de immense vrijheid die we vandaag kennen, gaat ook een immense druk uit, zodat meer en meer mensen onzeker, angstig en ongelukkig zijn. Maar niemand mag dat merken, want je mag alleen maar flink zijn, nooit eens huilen, en niemand met je gezeur lastig vallen. Je moet het allemaal alleen af kunnen. We kennen de gevolgen van die druk: velen geven het op, anderen zijn overgestresseerd, sommigen belanden in de psychiatrie - de wachtlijsten daar worden elke dag langer, werd er kort geleden nog aangeklaagd -, en bij nog anderen slaan de stoppen zodanig door dat ze overgaan tot ongelooflijk brutaal en vooral zinloos geweld.

In die chaos doet Jezus ons zijn aanbod: 'Ik wil uw lasten helpen dragen. Ik wil uw luisterend oor zijn, de schouder waarop ge eens goed kunt uithuilen, de stut in uw leven. Ik wil de scheur in uw zielen helen. En weet ge wat ge doet? Neem meteen ook mijn juk op, want het is zacht en mijn last is licht.' Misschien wekt het verbazing dat Hij ons, tegelijk met zijn aanbod, meteen ook vraagt zijn juk op te nemen, maar we mogen niet vergeten dat zijn eerste toehoorders gewone joodse mensen waren, die veel beter dan wij direct begrijpen wat Hij bedoelt. Zij weten dus meteen dat Hij hier zijn leer, zijn 'juk', plaatst tegenover de Farizeese leer van niet minder dan 613 voorschriften - 248 geboden en 365 verboden - die strikt moesten worden nageleefd. En die onmogelijke opdracht werd in de volksmond algemeen het 'juk van de wet' genoemd. Het is tegenover dàt juk, diè onmogelijke last, dat Jezus zijn juk plaatst. 'Mijn juk is geen woud van onuitvoerbare geboden en verboden', zegt Hij, 'en Ik ben ook geen farizeeër die allerlei kneepjes gebruikt om de wet naar mijn hand te zetten en jullie eronder te houden. Nee, mijn juk is er een van zachtmoedigheid en nederigheid, mijn last is er een van liefde en wederliefde, van gave en overgave, van eerbied en genegenheid.

Zusters en broeders, Jezus wil onze lasten helpen dragen, en tegelijk biedt Hij ons een vederlicht juk aan dat de wereld leefbaar maakt en ons tot betere mensen maakt. Het is een aanbod dat we niet kunnen weigeren. Amen.