20e zondag door het jaar A

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden
Na de drama's van Jezus' miskenning in Nazaret en van de moord op Johannes de Doper, is een rijke regen van Messiaanse tekenen over Galilea neergestroomd. Nu gaat Gods zegen groenen ver buiten Israël.

Groot is de haat van de Farizeeën. Ze vallen Jezus aan omdat zijn leerlingen hun handen niet wassen vóór het eten. De Farizeeën hadden die oude verplichting voor de priesters bij de offers uitgebreid tot een religieuze verplichting voor iedereen en bij elke maaltijd. Maar Jezus scheldt ze uit voor 'bedriegers' en 'blinden die blinden leiden'. Hij slingert ze Jesaja in het gezicht: 'Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is ver van Mij. Zij eren Mij, maar zonder zin, en mensenwet is wat zij leren'.

Eén van de tien geboden luidde: 'Eer uw vader en uw moeder'. Dat was een gebod van God. Maar de Farizeeën, leraars van mensenwetten, leerden hoe Gods gebod te omzeilen. Voor wie zijn ouders in nood niet wou helpen volstond het zijn bezit voor de tempel te bestemmen. Zo bleven de ouders in nood terwijl de kinderen zelf van het eigen bezit bleven genieten.

Het is na die uitval tegen de Farizeeën die met schriftgeleerden uit Jeruzalem gekomen waren, dat Jezus Palestina verlaat en naar het Noorden trekt, naar de streek van Tyrus en Sidon. Hij zette zijn joodse vijanden op hun nummer op het punt van de liefde voor de ouders; het is in het heidense Fenicië, ver van de tempel en van Jeruzalem, dat Hij zich door de liefde van een Kananeese moeder voor haar kind laat overtuigen om zijn Messiaanse werk ook tot niet-joden groots uit te breiden.

Het is een vreselijke scène. De vrouw heeft van de Messias gehoord. Ze roept Jezus aan als 'Heer' en 'Zoon van David'. Dat waren de titels die de joden Jezus gaven. De dochter van de vrouw 'is van een duivel bezeten en wordt verschrikkelijk gekweld'. De leerlingen worden ongemakkelijk. De vrouw blijft Jezus achterna roepen want Hij geeft 'haar in het geheel geen antwoord'. Uiteindelijk is het niet opdat ze zou zwijgen, maar omwille van haar 'groot geloof', dat zij de kruimels van de Messiaanse tafel krijgt.

Hier wordt de profetie van Jesaja vervuld die we in de eerste lezing hoorden: 'Mijn huis zal worden genoemd: een huis van gebed voor alle volken". Joden en heidenen waren al dooreen gehaald. Jezus had reeds de knecht van een honderdman in Kafarnaüm, in Galilea, genezen. En na de genezing, op een sabbat, van een jood met een verschrompelde hand, had Matteüs reeds Jesaja's profetie op Jezus toegepast: 'Gods Wet zal Hij verkondigen aan de volkeren' en: 'Op zijn Naam zullen de volkeren hopen'.

Nu, na de laatste, hoogoplopende twist, laat Jezus zich als Messias overhalen door een heidense vrouw in een heidens land. Hij geneest haar dochter, door medelijden bewogen en getroffen door haar geloof. De "kruimels" van Israël zijn een rijke tafel voor die moeder uit Fenicië. Heel haar leven wordt erdoor ondersteboven gekeerd.

Het blijft niet bij kruimels. Jezus gaat niet onmiddellijk terug naar 'de verloren schapen van het huis van Israël'. Hij keert uit de streek van Tyrus en Sidon terug en gaat ver over de Jordaan om er, opnieuw in een sterk heidense streek, dezelfde wonderen te verrichten die Hij tevoren in Galilea heeft verricht. Hij geneest er alle zieken, de mensen verheerlijken er 'de God van Israël' en Jezus hernieuwt er het wonder van de broden. Alle zegeningen die Jesaja voorzegde worden ook aan de heidenen voltrokken. Het brood wordt voor jood en heiden gebroken. De leerlingen worden gewaarschuwd 'voor de leer van de Farizeeën en Sadduceeën'. Hun zuurdeeg bederft het brood van de joden en van brood voor de heidenen is bij hen geen sprake. Jezus Messias doorbreekt al hun wettenzifterij, en doorbreekt meteen de grenzen van het oude Israël. Laten wij Hem dankbaar vieren: wij zijn toch als heidenen op de joodse stam geënt.