Voor vriend en vreemde (2008)

In de Evangelieverhalen lezen we dat het nogal eens vrouwen zijn die Jezus hebben gevormd hebben
tot wie Hij is: een vriend van arme mensen en
een bondgenoot van ieder die anders is.
Een onbekende vrouw zalft Hem tot gezalfde,
een vrouw die jarenlang aan bloedingen lijdt
wordt door Hem genezen. Maar het lijkt of door haar
Jezus zelf ook verandert: Hij laat zich immers door haar aanraken zonder angst voor cultische onreinheid.
En zojuist hoorden we hoe Hij door weer een onbekende vrouw wordt uitgedaagd om zijn grenzen te verleggen en op te komen voor heidenen en onaanraakbaren.
Zij is een Kananese. Op een andere plaats wordt ze een Griekse genoemd uit Syrofenicië, dat is de streek die nu Libanon heet. Die plek is een soort Amsterdam aan de Middellandse zee. Daar kom je van alles tegen.

We weten niet wie die vrouw is, alleen dat ze een niet-joodse is. Maar ze roept wel: Kyrie eleison, Heer, ontferm U over mij! Ze zal over Jezus gehoord hebben: dat Hij mensen geneest van allerlei kwalen. En als je dan een gestoorde dochter hebt en met haar leeft tussen hoop en vrees, dan wil je wel, dan probeer je echt alles! Wij kennen ze ook in onze dagen: de psychotische kinderen en de verslaafden, lieve mensen waar we vaak geen raad mee weten. Mensen met ziektes ook waar we ons totaal machteloos bij voelen.
Dat moest allemaal wel met zondigheid, met de duivel te maken hebben, dachten ze toen. Maar dat moet Jezus dan maar eens aan deze vrouw uitleggen: waarom die ongelukkige mensen bij Hem niet zouden meetellen. Haar vertrouwen is sterker dan haar wanhoop. Ze zet alles op het spel. Ze laat zich haar kind niet zomaar ontroven!
In eerste instantie heeft Jezus geen boodschap aan heidenen. Dat laat Hij haar ook kortaf weten.

Hij is een Jóódse leraar die binnen de Jóódse godsdienst een nieuwe beweging op gang brengt. En het brood van de kinderen geef je niet aan honden. De honden eten de kruimels die van de tafel van de meester vallen. Dat waren bekende gezegdes in die dagen. Maar toch, in de mond van Jezus klinkt dat op z'n zachtst gezegd een beetje vreemd. Van Hem verwacht je dat niet. Het klinkt als: Eigen volk eerst. Is dat nou die barmhartige liefde
waar Hij het altijd over heeft? En je moet daarbij bedenken dat de hond in die wereld ook nog eens een onrein dier was, symbool voor al wat niet-joods was.

In het voorafgaande stuk speelt de kwestie rein- en- onrein ook al. En zo'n verhaal als dit komt natuurlijk ook niet
zomaar uit de lucht vallen. Matheüs schrijft voor Jezus' volgelingen in de eerste eeuw. Daar was dat best een probleem: kunnen niet-joden ook bij de Jezusbeweging horen?
In de Handelingen lees je volop over dat soort spanningen. De apostel Paulus vindt dat dat moet kunnen. Hij schrijft aan de parochie van Rome: Het Evangelie is een kracht waarmee de Eeuwige iedereen bevrijdt, die blijkt geeft van vertrouwen, allereerst de Joden, maar vervolgens ook de Grieken. Matheüs zegt met dit verhaal dus éigenlijk:
Zie je wel, Jezus gaat ons vóór in die keuze. Het was voor Hem eerst ook niet zo vanzelfsprekend, maar Hij laat zich overtuigen door deze buitenlandse vrouw, die blijkt geeft van geloof en vertrouwen in zijn Evangelie. Wij mogen daar toch ook wel een graantje van meepikken?, zegt ze. Zij leert Hem over bestaande grenzen heen te kijken.

En Jezus laat zich door haar gezeggen, door een vrouw nota bene. Dat wás wat in die dagen!
Hij zegt: Wat jij hebt laten zien: je vasthoudendheid, je geestkracht, ondanks afwijzing en vernedering, dat getuigt van een groot geloof. Daarom zal gebeuren wat je verlangt. En het gebeurt inderdaad: haar dochter geneest. Het kind wordt van onrein een normaal mens. Zó wordt in de jonge kerk door Matteüs een opening gemaakt om niet-joden in haar midden op te nemen.

Het Evangelie van Jezus, zijn levensvisie, is inderdaad voor iedereen, ook voor vreemden. De échte leerling van Hem is degene die vertrouwen heeft in zijn woord en in zijn persoon. Alle grenzen van goed of slecht, gelovige of heiden, jood of niet-jood worden door dit geloof overstegen. Het perspectief van Jezus' volgelingen, van ons Christenen dus, is inderdaad wereldwijd.
Ook in onze dagen leven binnen de kerken dat soort spanningen en vragen. Gaat het alleen om de kleine groep van 7% die trouw iedere zondag naar de kerk gaat? Of gaat het om degenen die ingeschreven staan? Of die meedoen aan kerkbalans? Gaat het in de toekomst misschien alleen om gelovigen die trouw zijn aan het gezag van de bisschoppen en van Rome? En moet de rest maar gezien worden als de honden die het met de kruimels moeten doen? Of zouden wij als kerken het over ons hart kunnen verkrijgen om de verschillende volken en groepen
in hun eigenheid te laten en het Evangelie te vertalen naar de huidige tijd?
Dat mensen dus volgeling van Jezus mogen zijn zonder dat ze het perse op onze manier doen? Mijn moeder en zuster en broeder, mijn leerling is degene die de wil van mijn Vader doet, zegt Jezus. Laten we ons net als Hij aanspreken door de buitenkerkelijken in onze westerse wereld, de andersdenkenden, mensen die er andere visies
op na houden, door z.g. ongelovigen, door Moslims, Boeddhisten, humanisten en door mensen van nog andere culturen?

De Kananese verhief haar stem en ze vond gehoor bij Jezus. Ook op ons wordt van alle kanten een beroep gedaan om oog te hebben voor de snelle ontwikkelingen in onze wereld en om ons hart en onze deuren te openen voor alle mensen van goede wil. Soms droom ik dat die deuren inderdaad open gaan en dat uit alle hoeken van behoudzucht,
uit alle gesloten systemen, mensen naar buiten komen om elkaar voorgoed te kennen en te dienen. We vergeten onze eigen registers en doopboeken, onze eigen vaten en maten. We zijn bereid om elkaars traditie en inspiratie te delen. Van angst en van moeten bevrijd, uit sleur en uit vanzelfsprekendheid opgestaan, zoeken we elkaar op en luisteren we naar elkaars verhalen van geloof, hoop en liefde.

Niemand heeft nog langer het alleenrecht op God en geloof, niemand' s boek is alleenzaligmakend, niemand' s steen of stoel het allerheiligst. Ieder brengt het beste van zijn traditie binnen in de nieuwe kring die dan ontstaat. Wij zullen eindelijk kennen zoals we gekend zijn. En zonder geheimtaal en betweterij maken we elkaar wijzer over wat er vandaag moet gebeuren om ook morgen nog humaan met elkaar te leven op onze planeet. Die groeiende gemeenschap zal misschien niet eens meer samenkomen in een kerk, een moskee of een tempel, maar zal zelf een dak zijn boven alle hoofden, een herberg voor alle volken, een plek, huis en haard voor iedereen die doet wat recht is. God zelf, de Ene, de Liefdevolle, zal erbij zijn, zo zeker als wat, en bij ons wonen als God-met-ons.
Dat droom ik wel eens. En dat dromen, dat leert ons de Schrift, dat leert ons Jezus Christus.