24e zondag door het jaar A - 2011

Zusters en broeders,

Vorige week wees Jezus zijn leerlingen en ons erop dat wij een naaste die in de fout gaat moesten vermanen, want elke mens is medeverantwoordelijk voor zijn naaste. Dat vermanen mag geen betweterij zijn, en geen gelijk willen hebben of krijgen. Nee, het moet volgen uit zijn gebod dat we onze naaste moeten liefhebben zoals onszelf. Iemand vermanen moet dus hetzelfde zijn als zeggen: ik zie u graag.

Het evangelie van vandaag is het onmiddellijke vervolg op dat van vorige week. En wat zien we? Dat Petrus de les zeer goed begrepen heeft, want hij vraagt: ‘Hoe dikwijls moet ik mijn broeder vergeven?’ Want ook vergeven wil zeggen: ik zie u graag. ‘Tot zevenmaal toe?’, vraagt hij. Dat wil dus zeggen: elke dag van de week? Het antwoord van Jezus is om te duizelen. ‘Nee, niet tot zevenmaal toe, maar tot zeventigmaal zevenmaal.’ Dat betekent dus dat je elke minuut, nee, elke seconde van de dag bereid moet zijn om te vergeven. Met andere woorden: je moet altijd willen vergeven. Jezus koppelt er een parabel aan vast waarin met een waanzinnig hoog bedrag wordt gegoocheld: een knecht heeft bij zijn heer een schuld van tienduizend talenten. Tienduizend was het grootste getal in het toenmalige Grieks, en een talent was de grootste geldwaarde. Omgerekend naar vandaag gaat het om een paar honderd miljoen euro. En toch scheldt die heer zijn knecht die onmetelijke schuld kwijt. Hij straft hem wél wanneer hij zelf niet bereid is aan een medeknecht uitstel van betaling te geven voor een veel, maar dan ook heel veel lager bedrag dan zijn eigen schuld.

Er kan geen twijfel over bestaan dat Jezus met heer in de parabel zijn Vader bedoelt. Die wil dus altijd vergeven, ook de meest waanzinnige dingen. Maar Hij vraagt wel dat ook wij dat doen. Niet voor niets leerde Jezus ons bidden: ‘Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren.’

Maar moeten wij echt zo veel en zo dikwijls vergeven? Ik denk van wel, en ik denk ook dat we dat inderdaad ook doen, meestal toch. Neem gelijk welke relatie: als de partners niet bereid zijn elkaar voortdurend een hoop kleine ergernissen te vergeven, dan houden ze het nog geen maand bij elkaar uit. En als ouders en leerkrachten niet bereid de spons te vegen over een dagelijkse hoop kleine en soms grotere stoutigheden, dan loopt het gegarandeerd faliekant af. Om maar te zeggen: in ons dagelijks leven zitten er nu eenmaal fouten en foutjes ingebakken, want waar mensen zijn, wordt er gemenst. En verder: missen is menselijk. Niemand is volmaakt, dus moet er voortdurend vergeven worden. Brutale woorden, ruzies, vergissingen, tekortkomingen, gewoon stoutheid … het overkomt ons elke dag, of we zijn er zelf de oorzaak van. Het maakt deel uit van ons samenzijn, en als we er niet overheen kunnen kijken, wordt het leven onleefbaar. Dan worden we wrokkig, en verzuren we ons eigen leven en dat van anderen. En ‘wrok en gramschap zijn iets afschuwelijks’, zegt de profeet Jezus Sirach in de eerste lezing, en hij voegt eraan toe: ‘Alleen een zondaar blijft ermee lopen.’

Zusters en broeders, laten we luisteren naar die wijze profeet, en laten we doen wat Jezus ons voorhoudt. Laten we dus bereid zijn om te vergeven. Rondom ons zien we genoeg wat er gebeurt als de een niet aanvaardt dat de ander inderdaad anders is, en dus ook anders kan reageren. Als dit niet meer aanvaard wordt, krijg je gebroken relaties, kinderen die verloren lopen, mensen die elkaar niet kunnen luchten, elkaar treiteren en pesten. Kortom, het leven wordt onleefbaar, en heel onchristelijk. Laten we dus maar doen wat we in het Onze Vader vragen: onze schuldenaren vergeven, zoals wij graag zouden hebben dat God ons vergeeft.

En laten we dat maar dagelijks oefenen in de kleine ergernissen, dan zijn we misschien sterk genoeg mocht een grote pijn ons treffen. Want hoe moeten ouders vergeven wanneer een van hun kinderen misbruikt wordt, of erger? Hoe moeten slachtoffers en nabestaanden van dronken wegpiraten vergeven? Hoe moeten mensen vergeven die in elkaar geslagen worden, zomaar, en die de rest van hun leven zwaar gehandicapt zijn? Hoe moeten slachtoffers en nabestaanden van geweld, zelfmoordterrorisme, oorlog en burgeroorlog vergeven?

Zusters en broeders, er kunnen in ons leven momenten komen waarin vergeven niet zomaar vanzelfsprekend is. Dan kunnen we, denk ik, maar één ding doen: ons proberen spiegelen aan die heer uit de parabel die een waanzinnig hoge schuld kwijtscheldt. En ons ook spiegelen aan Jezus, die bij zijn kruisiging bad: ‘Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Laten wij dus bidden: ‘Heer, maak ons sterk genoeg om altijd te kunnen vergeven, en laat ons zeker niet ten onder gaan in wrok en wraakzucht.’ Amen.