VERGEVEN IS NIET WEGWUIVEN (2011)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

DOOD GEVONDEN

Vergeven begint met het serieus nemen van de ander. Een oude moeder was gestorven. Naast haar woonde een dochter die trouw voor haar gezorgd had. Elke avond liep zij nog even bij moeder binnen. Ze keek of alles in orde was, maar gister was het laat geweest. Ze was moe en wilde  het risico niet nemen mam wakker te maken. De volgende ochtend had ze haar dood gevonden. Ze begon te snikken. Misschien had ze gisteravond nog geleefd; misschien had ze tevergeefs naar haar dochter geroepen! Haar oudere zus maakte korte metten met die zelfverwijten. ‘Onzin Nancy, jij bent de laatste die zich iets te verwijten heeft. Als íemand voor mam gezorgd heeft, ben jij het wel!’ Haar man en een oudere broer vielen haar bij. ‘Natuurlijk. Jíj kunt daar niets aan doen.’ ‘Je deed er goed aan, haar niet te willen storen in de nacht!’ Het klonk allemaal logisch, maar haar overviel een diep gevoel van eenzaamheid. Ze kreeg het beeld niet uit haar hart van een moeder die haar nodig had gehad. De anderen hadden makkelijk praten. Er was er maar eentje in de kamer die haar aanvoelde. Kim, de jongste van haar zus, was bij haar op schoot gekropen en had haar over haar wang geaaid en een traan weggeveegd. Tranen zijn er niet om ontkend te worden, maar om te worden weggeveegd. Iemand kan zich pas van zijn schuld bevrijd worden, als de ander zijn pijn heeft aangevoeld. Vergeving is niet luidruchtig. In de biechtstoel was vroeger veel gefluister, maar te weinig stilte.
Als Jezus zegt dat we elkaar moeten vergeven, dan zegt hij ook dat we elkaars schuldgevoel serieus moeten nemen.


ZELFVERWIJT

Een jonge vrouw  was zwanger. Ze had alles gedaan en gelaten wat volgens de boeken goed was voor de nieuwe mens die groeide in haar buik en in haar verlangen. Ze was er met haar man een paar dagen  tussenuit gegaan - ergens naar een huisje in de Ardennen. Ze voelde pijn. Zondagochtend toch maar naar een Frans sprekende dokter gegaan. Die kon niets verontrustends vinden, en adviseerde om terug naar huis te gaan. Onderweg werd de pijn heftiger. Ze reden rechtstreeks naar het ziekenhuis. Toen was alles een nachtmerrie geworden. Snelle onderzoeken, echo’s, foto’s, bloedmonsters, en een ingreep. Ze kreeg het kindje in de armen gelegd. Heel teer en kwetsbaar; even was ze gelukkig. Toen kreeg ze te horen dat haar kind het niet zou halen. Het werd beademd. Na enkele uren was het gestorven.
Terwijl ze haar verhaal deed was ik erop bedacht dat ze zich schuldig kon voelen. Ze zou zich kunnen verwijten naar de Ardennen te zijn geweest, of het advies van de vreemde arts opgevolgd te hebben. Misschien ook dat ze teveel of te weinig gesport had, maar ik hoorde niets van dat alles. Voorzichtig vatte ik haar samen. ‘Afschuwelijk wat je is overkomen! Maar je hoeft jezelf niets te verwijten.’ Ze keek me met betraande en opengesperde ogen aan. Haar mond trilde. Het hoge woord kwam eruit. ‘Er is maar een ding dat ik me de hele nacht heb afgevraagd... zou de kleine Mark’ - ze hadden hem Mark genoemd - ‘zou hij wel gevoeld hebben dat ik zo van hem hield....!?’

HET BELANGRIJKSTE
Tussen deze moeder en haar eerste kindje had zoveel schrik gezeten, zoveel haast op de snelweg rond Luik, zoveel slangetjes en piepende sensoren, zoveel processen die de verkeerde kant opgingen en onstuitbaar waren, dat een fundamentele onzekerheid was blijven hangen: is er liefde gecommuniceerd tussen dit kind en zijn ouders. Heeft hij zich, al is het nog zo pril en nog zo vaag en woordeloos, toch gerealiseerd dat deze moeder hartstochtelijk van hem hield en zijn dood betreurt als de grootste ramp in het leven? Heeft het beginnend mensje alleen maar tegenslag gevoeld of toch ook iets van geborgenheid?
Na zo’n verhaal ga je niet roepen: ‘Jou treft helemaal geen schuld! Gekke meid, je hebt alles gedaan...’ Dat is wel zo, maar eerst moet ik alleen maar luisteren. Het enige dat ik kan doen is de ruimte scheppen waarin ze haar gevoel vertellen kan. Ik moet dat niet wegwuiven of overschreeuwen; niet met logische argumenten wegpraten.
Vergeven is ten diepste: de ruimte bieden voor het gevoel van de ander dat hij tegen zijn grenzen is aan gelopen. Die ruimte doet de ander beseffen dat hij er mag zijn. Vergeven is het besef delen dat we tegenover de schepping en de geschiedenis nietige wezens zijn, dat we tegenover de Schepper oneindig in de schuld staan, want alles is ons om niet geschonken...
De opmerking van de moeder zal voor altijd in mij blijven leven: als die ander maar heeft gevoeld dat ik van hem hield! Daarop komt het aan.


SORRY

Lieve kinderen. Bernt was een stoere jongen. Met grote stappen liep hij naar school. Keihard schopte hij een steen weg. Die ketste tegen de boodschappenwagen van mevrouw Knotje. Mevrouw Knotje keek heel boos en Bernt riep: ‘Sorry hoor, ik kon er niks aan doen.’ ‘ Kan gebeuren’, zei mevrouw Knotje. Bernt zette het op een sprint en botste op de hoek tegen meneer de Kale aan. ‘Ho ho’, riep meneer de Kale. ‘Sorry, hoor, ik kon er niks aan doen.’ ‘Beter uitkijken in het vervolg’, zei meneer de Kale en Bernt liep verder. Hij zei nog Sorry tegen mevrouw Kwartslag omdat hij haar container had omgelopen en tegen de meneer die zijn tuin stond te harken en zag dat hij een mus probeerde weg te spugen. Zo kwam hij eindelijk op school. Op de speelplaats struikelde hij over de tas van Rikky die op de stoep lag. ‘Achtelijke Rikky!’, riep Bernt. ‘Sorry’, riep Ricky! ‘Niks sorry’, riep Bernt boos. ‘Ik had wel kunnen bloeien.’