De droom van Jezus

Beste vrienden,

Neen, ik ben er zeker van, vermoedelijk was het niet de bedoeling van Jezus van Nazareth om een nieuwe religie te stichten. Hij wou de oorspronkelijke wil van God, zoals die in de Thora werd neergeschreven, terug tot zijn recht laten komen. Hij voelde zich geroepen om “de verloren schapen van het huis Israel” terug naar de kudde te voeren. Daarom heeft Hij er zich vermoedelijk ook nooit het hoofd over gebroken, welke structuren een Kerk zou moeten hebben die op zijn leer steunt. En daarom kunnen we in het nieuwe testament ook lang naar een dergelijke Kerkorde zoeken: we zullen er geen vinden. Want Jezus heeft er geen opgesteld en ons er dus ook geen nagelaten.

Indien Hij dat echter wel zou hebben gedaan, indien Hij zelf de randvoorwaarden voor zijn Kerk zou hebben uitgewerkt, dan ben ik er tamelijk zeker van dat Hij die randvoorwaarden zou hebben gebaseerd op de principes die Hij ons in het evangelie van vandaag na aan het hart legt.  

“Laat jullie niet Rabbi noemen, want er is er maar één jullie meester en jullie zijn allemaal broers en zussen van elkaar”

Jezus legt ons hier aan het hart dat wij met elkaar als broers en zussen uit één en dezelfde familie moeten omgaan: broers en zussen die weliswaar allemaal verschillend zijn, die allemaal hun eigen gaven, maar ook hun eigen fouten hebben; zoals mensen die elkaar kennen, die de sterke punten van de anderen kunnen inschatten, maar die ook weten waar de andere steun nodig heeft; zoals mensen die elkaar hun fouten en gebreken kunnen toegeven zonder daarom hun gezicht te verliezen; mensen die zich aan elkaar wrijven, die zich niet altijd graag zien, maar die pal bij elkaar staan wanneer het erop aan komt.

Zo stelt Jezus zich de gemeenschap van zijn leerlingen voor; en zo zou ook een kerk moeten zijn die zijn leer tot uitgangspunt neemt.

Het is geen gewone vorm van samen met elkaar, die Jezus hier vooropstelt. Het is een gemeenschap van gelijken, waar geen enkel individu zich boven de anderen kan verheffen. In een dergelijke gemeenschap zijn er toch wel vele dingen die zich sinds Jezus’ tijd hebben ontwikkeld, die maar moeilijk in het beeld passen.

Een onderscheid tussen clerus en leken, in de betekenis van leken en vaklui, kan daar moeilijk aan voldoen. En velen zullen bij Jezus’ woorden ook wel een en ander moeten doorslikken.

Wat doet het ons, wanneer Jezus zegt: “Laat jullie niet leraar, meester of dokter noemen?”

Doctoren, geleerden en leraars, die denken alles te weten, die anderen betuttelen en steeds de toon willen aangeven, komen bij Jezus’ niet aan bod. Voor betweters is er bij Hem geen plaats.

“Noem ook niemand van u op aarde vader, want er is maar één jullie vader, die in de hemel!”

 Dientengevolge zijn vaders, om het even of het heilige of onheilige vaders zijn, bij Jezus ook niet voorzien.

Jezus spreekt van mensen die zich voor elkaar inzetten, van een gemeenschap waarin de ene er steeds is voor de andere, een gemeenschap waarin men elkaar dient.   

Dat zou naar alle verwachtingen voor Jezus het uitgangspunt geweest zijn om zijn Kerk uit te bouwen. Wanneer Hij een nieuwe religie had willen stichten, dan zou Hij deze principes als grondvesten hebben meegegeven.

Dat is niet onbelangrijk. Want wanneer wij Kerk van Jezus Christus willen zijn, dan moeten wij ons aan die principes laten meten, want Jezus zou van geen andere Kerk hebben gedroomd dan van een Kerk die dient. En is die Kerk waarvan Jezus droomde dan misschien ook alleen maar een droom gebleven?

Amen