Christus Koning (2008)

Een harde lezing, hoorde ik iemand zeggen bij de voorbereiding van deze viering.
God is toch een vergevende Vader,
en in deze lezing hoor ik over straf en vervloeking.
Oordeelt God niet hard? Is de Koning niet erg koud en streng?
Ook in de eerste lezing zit zo'n hard punt:
de herder verzamelt alle schapen,
ook het verdwaalde, het verloren en zelfs het gewonde schaap worden opgezocht en verbonden.
Maar het vette schaap en het sterke schaap zal Hij doden.
Ook hier zo'n streng oordeel. Waarom dit harde oordeel?
De profeet Ezechiël heeft deze gelijkenis opgetekend in de tijd dat het joodse volk in grote moeilijkheden was, in de zesde eeuw voor Christus.
Jeruzalem en de eerste tempel was vernietigd,
de joden alle kanten de wereld in gevlucht
en een deel was in ballingschap in Babel terechtgekomen.
Ezechiël was een van die ballingen.
En vandaag hoorden wij zijn visioen over de verjaagde en gewonde schapen.
God zal die als een herder verzamelen en genezen en behoeden voor alle kwaad.
God zal de verjaagde en gewonde schapen bij elkaar terugbrengen in Jeruzalem, in het beloofde land.
Maar, hoorden wij ook, hij zal rechtspreken tussen het ene schaap en het andere schaap: de vette en de sterke zal hij doden.
De vette en sterke schapen,
dat staat voor slechte leiders en zakkenvullers uit die dagen:
zij zijn vet en sterk geworden ten koste van de verjaagde en gewonde schapen.
Zij zijn sterk en gezond gebleven door voor te dringen en te graaien.
Zij hebben hun deel gehad.

In de evangelielezing maakt Jezus een vergelijkbare scheiding tussen goed en kwaad. Het oordeel is hard naar hen, die geen oog gehad hebben voor de hongerigen, de dorstigen de naakten de gevangenen, de vreemdelingen en de zieken.
Maar is dat oordeel niet vooral hard om uit te laten komen waar het om gaat?
Wanneer er geen aandacht is voor de zwakken in de maatschappij
dan is het werk van Jezus voor niets geweest
en is zijn kruisdood niet meer dan de mislukking van een mensenleven.
Dan zou het er voor de maatschappij slecht uit zien
en zou alleen het recht van de sterkste nog gelden.
Maar dat mag niet gebeuren. Jezus laat zien dat voor God de zwakken in tel zijn,
dat wij oog voor hen moeten hebben - en daarnaar handelen.
  • Want als wij iemand zien die honger heeft,
    dan moeten wij weten, dat God brood wil zijn.
  • Want als wij een dorstige tegenkomen, dan moeten wij weten,
    dat God levend water wil zijn.
  • Want als wij iemand tegen het lijf lopen in lorren,
    dan moeten wij weten dat God zelf deze mensen wil kleden
  • Want wanneer wij vreemdelingen uit de weg gaan,
    dan moeten wij weten dat God ook die vreemdeling heeft geschapen naar zijn eigen beeld en gelijkenis
  • Want wanneer wij zieken en ouderen in tehuizen laten vereenzamen,
    dan moeten wij weten, dat voor God één zieke belangrijker is dan een minister, een televisiester en een voetbalidool bij elkaar.
  • Want wanneer wij mensen gevangen zetten zonder enig uitzicht,
    dan moeten wij weten, dat God de gevangene altijd weer nieuwe kansen wil geven.
Maar God kan niets doen in deze wereld, zonder ons mensen.
Alleen mensen kunnen Gods ogen en oren en handen en voeten zijn.
Daarom zegt hij ook vandaag:
"wat je voor de minste der mijn hebt gedaan, heb je voor mij gedaan"
Wij worden opgeroepen om God zichtbaar te maken -
niet met pracht en praal,
maar in gewone dingen als brood voor die geen brood hebben
en aandacht voor hen die niet in tel zijn. Oog hebben voor de ander.
Want zingt niet een lied:
Door de ogen van de ander kijkt de Heer ons steeds weer aan.
Ik herhaal nog maar eens: door de ogen van anderen kijkt God ons in de ogen.
God vraagt ons er te zijn voor die anderen en te helpen waar mogelijk.

Maar zult u zeggen, zegt ook niet een spreekwoord:
"al te goed is buurmans gek",
ik kijk wel uit, als ik maar goed ga doen zal de ander ervan profiteren.
Maar dan moeten we ook beseffen,
dat deze gelijkenis geplaatst is direct achter de gelijkenis van de talenten.
Dat was de lezing die we vorige week konden horen
en waar iedereen de opdracht krijgt,
te handelen naar vermogen, te doen wat hij of zij kan.
Wij worden niet opgeroepen om mensen afhankelijk van onze goedheid te maken,
wij worden opgeroepen, mensen hun waardigheid te laten behouden in onze maatschappij en hen in staat te stellen, dat zij waar mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen.
Want ook de hongerige kan een zieke bezoeken
Want ook een dorstige kan een gevangene bezoeken
Want ook een vreemdeling kan een naakte kleden.
Zo hebben wij als mens altijd twee rollen:
  • wij hebben zorg nodig van anderen, soms minder soms meer
  • wij hebben verantwoordelijkheid voor elkaar, soms meer, soms minder.
Zo worden wij geroepen om één gemeenschap te zijn.
Eén gemeenschap waar vriendschap, zorg en liefde is voor elkaar.
Dat is wat Jezus voor ogen heeft.
Dat vraagt inzet van iedereen. Van iedereen naar vermogen.
Niemand wordt overvraagd.
Jezus oordeelt niet en geeft ieder kansen zonder uitzondering.
En al lijkt het een hard oordeel wat Jezus in de evangelielezing laat horen:
niemand wordt overvraagd,
het Woord van Jezus is niet te zwaar, niet te hoog:
iedereen kan het volbrengen.
Ik denk dat je kan zeggen,
dat ieder die er bewust aan bijdraagt dat honger en dorst en ander menselijk leed blijft voortbestaan of verergert,
die wordt niet uitgesloten door Jezus, maar die sluit zichzelf af van het ware leven.
Vriendschap en liefde zijn altijd mogelijk tussen mensen -
in welke situatie ze ook verkeren.
En we mogen weten dat waar vriendschap en liefde is, dat daar God is.
Dat is de betekenis van het lied wat we gaan zingen:
Ubi caritas et amor Deus ibi est.
Waar vriendschap is en liefde daar wordt de Heer welkom geheten.
Ubi caritas et amor Deus ibi est.