6e zondag door het jaar A - 2014

Zusters en broeders,

‘Wanneer gij wilt, kunt gij de geboden onderhouden, en het is ook verstandig dat te doen’, zegt de profeet in de eerste lezing. En in het evangelie zegt Jezus: ‘Ik ben niet gekomen, om de Wet en de Profeten af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen.’ Maar de wet, wat is dat? En hoe breng je de wet tot vervulling?

Het klinkt wellicht merkwaardig, maar misschien geeft de natuur ons daar een antwoord op. Op 1 februari waren er op het Indonesische eiland Sumatra vreselijke uitbarstingen van de Sinabungvulkaan. Vierhonderd jaar was hij niet te horen geweest, en toen, in 2010, werden er ineens duizenden ton as de lucht ingespuwd en stroomde brandende lava de vulkaan af. In 2013 was het opnieuw zover. Duizenden mensen moesten geëvacueerd worden. En nu, dus op 1 februari, vielen er doden toen de vulkaan onverwacht giftig gas en lava uitspuwde. Vreselijk was dat, maar de Sinabung is geen uitzondering: Indonesië telt zowat 130 vulkanen die zich geregeld laten horen, met alle gevolgen van dien. En misschien zijn we ons daar niet van bewust, maar die uitbarstingen zijn niet het product van één dag. Nee, ze zijn het resultaat van het onophoudelijke borrelen en barsten diep in de aarde, niet een paar dagen, maanden of jaren, maar eeuwenlang. Die uitbarstingen komen dus niet plotseling van de buitenkant, maar van de binnenkant van de vulkanen.

Zo is het ook met de wet, zegt Jezus. Niet de buitenkant telt, maar de binnenkant. En Hij zegt ook: ‘Als uw gerechtigheid die van de schriftgeleerden en farizeeën niet ver overtreft, zult gij zeker niet binnengaan in de Rijk der hemelen. En waarom neemt Hij afstand van de schriftgeleerden en de farizeeën? Omdat zij door de eeuwen heen de wet hebben vastgeroest in honderden kleine geboden en verboden. Wil je een goede en volgzame jood zijn, dan moet je dit doen, en dat niet doen. En die dit en die dat, dat zijn uiterlijke dingen. Wat je wel moet dragen en niet mag dragen, wanneer je wel moet bidden en niet mag bidden, wanneer je wel moet werken en niet mag werken, en ga maar door. Op zulke uiterlijke, op zulke zichtbare dingen komt het dus aan. Maar Jezus zegt: nee, het ligt in de innerlijkheid. Hij geeft daar een zeer herkenbaar voorbeeld van. De wet zegt: Gij zult geen echtbreuk plegen. Maar Hij zegt: Al wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft in zijn hart al echtbreuk gepleegd. Nochtans, wettelijk gezien heeft hij niets fout gedaan, want die slaat op uiterlijk gedrag. Nee, zegt Jezus, het gaat om het innerlijke. En net als een vulkaanuitbarsting is een echtbreuk niet het resultaat van één feit en één gevoel en één dag, maar borrelt ze al weken, maanden, misschien zelfs jaren voor ze uitbreekt.

Het innerlijke, dat is wat telt, zegt Jezus. Daarom ook wijst Hij directe wegen aan. Kijk niet naar dingen die niet deugen, zegt Hij, gebruik je mogelijkheden niet om er slechte dingen mee te doen, stoot geen mensen af met wie je verbonden bent, heb respect voor anderen. Al die raadgevingen maken duidelijk dat voor Jezus de wet van binnen moet leven, in het hart. Daarom ook geeft Hijzelf geen wetten, maar wegen om goed te zijn en om goed te doen. En die wegen, die zeer opvallende wegen, die kennen we: het zijn de zaligsprekingen. Wat Jezus vandaag zegt, sluit daar direct bij aan. En we weten: die zaligsprekingen slaan niet op uiterlijk gedrag, maar op innerlijke wegen. Wees nederig, zegt Jezus, wees barmhartig, wees zachtmoedig, zoek naar vrede met jezelf en je naaste, wees zuiver van hart. En Hij voegt daar vandaag aan toe: Uw ja moet ja zijn, en uw neen moet neen zijn.

Zusters en broeders, laten we proberen daar werk van te maken. Laat ons geloof leven in ons binnenste, in het innerlijke van ons hart. En laat ons ja niets anders zijn dan ‘ja’ tegen de weg die Jezus ons is voorgegaan, en ‘nee’ tegen alles wat ons afleidt van die weg. Amen.