Mijn Zoon, mijn veelgeliefde (Mt. 3,17)

Tot de zeven wonderen van ons land behoort een doopvont. Ze staat in Luik in de collegiale kerk Saint Barthélemy. Ze komt uit de Romaanse tijd. Ze getuigt van veel vakmanschap zowel om dit bekken te gieten, als voor de kunstige uitbeelding.

Is ze gemaakt door de gekende Regnier van Hoei of komt ze uit het zuiden van Europa? Het is een bekken, rustend op tien (twaalf) ossen. Een verwijzing naar de twaalf apostelen en naar het bekken voor de tempel van Salomo (1 Kon.7,25). Op de kuip staan een Bijbels beeldverhaal in vijf taferelen. Het begint bij het onderricht van Johannes de Doper en het doopsel van twee van zijn leerlingen. Het middenpaneel is het doopsel van Jezus door Johannes in de Jordaan. Boven Jezus troont de Vader en zweeft de Geest. Jezus wijst met drie vingers naar hen. Het volgende tafereel is de doop van Cornelius door Petrus en het laatste paneel is een apocrief verhaal over de doop van de wijsgeer Krato door Johannes de evangelist.

Op deze zondag van het doopsel is het goed even stil te staan bij dit kunstwerk uit Luik. Wij kunnen verwijzen naar de doopvont in eigen kerk en haar deze dag versieren. We kunnen iemand aan het woord laten die als volwassen is gedoopt. We kunnen het getuigenis lezen van Augustinus en zijn emotie beluisteren toen hij in Milaan door bisschop Ambrosius werd gedoopt.

Het dopen van volwassenen neemt toe. Deze mensen getuigen dat zij een wending willen geven aan hun leven. Wie gedoopt is en bewust zijn doopsel wil beleven, wil in het spoor van Jezus gaan en deel uitmaken van een gemeenschap van mannen en vrouwen die vanuit zijn aanwezigheid leven en werken.

Michael Lonsdale, een gekende filmacteur is   gedoopt als 22-jarige. Dit is een   beslissend moment geweest in zijn leven. Hij vertolkte de rol van Frère Luc van Tibhirine (1914-199 in de film van Xavier Beauvois, Des hommes et des Dieux. Frère Luc was geneesheer. Een gezegde van deze broeder “Cependant, il faut que ma joie demeure. Un homme âgé n'est qu'une chose misérable, à moins que son âme chante” (Frère Luc). Michael Lonsdale schreef meerdere boeken, o.a. La diaconie de la beauté.

Wij kunnen echter ook de pijn voelen in een gemeenschap wanneer gedoopten haar verlaten. In ons land lieten ruim 1.100 personen zich in 2018 uit het doopregister schrappen.

Voor Jezus is zijn doopsel in de Jordaan een belangrijk scharniermoment geweest en een overweldigende ervaring. Hij mocht beseffen dat hij door de Vader was bemind en gestuwd werd door de Geest.

Lucas sloot het kindsheidsevangelie af met het verhaal van de twaalfjarige Jezus in de tempel en de terugkeer met zijn ouders naar Nazareth. Lucas overspant een aantal jaren en vat ze samen in deze ene zin: “Jezus groeide verder op en zijn wijsheid nam nog toe. Hij kwam steeds meer in de gunst bij God en de mensen” (Lc 2,52). Tot aan zijn dertigste is Jezus zoals zijn vader een ambachtsman geweest, een timmerman.

Mijn dienaar die ik ondersteun (Jes. 42,1)

Wanneer er later een beweging ontstaat rondom Johannes de doper die een nieuw elan wou brengen binnen het Joodse volk is Jezus vanuit Galilea naar de Jordaan getrokken om zich door Johannes te laten dopen. De evangelisten die het verhaal brengen, benadrukken dat Jezus daar door Johannes erkend wordt als zijn meerdere en dat zich een nieuwe fase in zijn leven aftekent. Zij bedienen zich van een voorspelling uit het boek Jesaja over Gods dienaar (Jes. 42).

Elk jaar krijgen we deze krachtige en mooie tekst over Gods geliefde dienaar. Het is als een voorafbeelding van het leven van Jezus, een portret en een lofrede. Het is tevens een ontwerp voor een christelijke levensstijl.

Mattheus verwijst uitdrukkelijk naar deze tekst van Jesaja wanneer hij later verhaalt over de werken van Jezus en over zijn verkondiging (Mt. 12,17-21). Hij wijzigt hem enigszins en hij besluit daarmee een belangrijk deel van zijn evangelie.

Wie is de dienaar waar de profeet over spreekt? Voor de ene is de dienaar Cyrus, de Perzische koning, die de bannelingen naar hun land laat terugkeren. Anderen zien er de toekomstige rol in van het kleine volk Israël dat na de droeve tijd aan de stromen van Babylon terugkeert.

Mattheüs ziet in die dienaar de Messias en de persoon van Jezus, Gods geliefde zoon.

Het geknakte riet niet breken

Israël vertrouwde erop dat God zijn volk niet laat vallen. Jahweh draagt zorg voor zijn volk, dit kleine stekje, die kleine scheut voor zijn wijngaard. Dit vertrouwen is gevoed tijdens de ballingschap. De ballingen zijn niet ten onder gegaan in het machtige Babylon. Israël was in zijn bestaan bedreigd. Een kleine rest overleeft de ballingschap. Voordien reeds voelde Israël zich geprangd tussen grote mogendheden. Het volk vreest voor zijn toekomst wanneer het in Babylon verblijft. Toch is zijn vertrouwen groot dat Jahweh zorgt draagt voor dit kleine stekje. Israël is geknakt, maar niet gebroken. De vlam is niet gedoofd.

Herder van Israël, hoor ons aan,

God van de heerscharen, keer toch terug,
zie neer uit de hemel en let op uw wijngaard.
Bescherm wat uw eigen hand heeft geplant,
het stekje dat Gij hebt gekweekt.

Laat uw hand op uw gunsteling rusten,
op het kind dat Gij voortgebracht hebt. (Ps. 80).

Heel beklijvend in het lied van de dienaar is het vers. “Het geknakte riet breekt hij niet af, noch dooft hij de kwijnende vlam” (Jes. 42,3).

Dit was een geliefd vers van de stagebegeleider in het seminarie van Gent. De seminaristen hadden tijdens hun tweede jaar theologie langs Caritasgemeenschapsdienst contact met zieken in klinieken en in een psychiatrisch centrum. De seminaristen noemden hem zelfs de patroon van het geknakte riet.

Jezus was zwakke en kwetsbare mensen nabij. Hij heeft er vele opgetild. Hij heeft hen uitgenodigd om met hun zorgen en lasten naar hem te komen. “Kom naar mij, jullie allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt.11, 28-29).

Dit beeld spreekt aan omdat het zo sterk contrasteert met het geweld in de wereld.

Hoe veel mensen zijn er niet gruwelijk afgemaakt in familie, door overval, door oorlog.

Mijnheer Nietzsche heeft christenen aangeklaagd omdat ze zich met de zwakke mensen bezighielden. “Het christendom heeft partij gekozen voor alles wat zwak, laag en mislukt is, het heeft de ontkenning van de overlevingsinstincten van het sterke leven tot een ideaal verheven” (Friedrich Nietzsche in ‘De Antichrist’, het boek dat hij in 1888 op de grens van de waanzin schreef).

Wie zien in de wereld meer geweld dan zorgzaamheid. Het zwakke wordt zo vlug vertrappeld zowel in de dierenwereld als bij de mensen. Een mens toont zijn grootheid wanneer hij kan afdalen en knielen om plaats te nemen naast een zieke, deze ondersteunt en optilt.

Zorgzaamheid

“Wanneer wij geduldig voor iemand zorgen, is dit veel minder zichtbaar dan wanneer wij iemand redden uit de plomp (uit de val in het water), dus is het logisch dat je voor dat laatste meer applaus krijgt. Maar het blijft wrang, die publieke waardering voor een simpele snelle heldendaad boven een complexe langzame heldendaad” (Anton de Wit over zorgzaamheid in Een kleine theologie van gewone dingen).

“Zorgzaamheid is de traagste vorm van heldendom. Het applaus zal uitblijven.”

Wij zijn geen mantelzorgers voor het applaus maar vanuit een betrokkenheid.  Dat mensen voor mekaar kunnen en mogen zorgen is hun grote voldoening.

‘Er is meer zorgzaamheid nodig dan heldendom’ (Anton de Wit). We zijn allen op genade aangewezen. We danken God die ons door het doopsel als zijn geliefde mensen aanneemt en die ons aan elkander toevertrouwt en ons tot zorg stimuleert.

Heer,

Uw schepping toont uw goedheid zonder maat

Doe ons in al wat we geven

En wat ons gegeven wordt

Uw gaven zien.

Heb geduld met onze aarzeling, met onze vergissingen.

Breek niet wat in ons geknakt is,

Doof niet wat in ons smeult maar kom ons tegemoet en help ons.

(Altaar missaal Advent III).