Evangelieprikje 2014

Zwaar ontgoocheld over al wat er gebeurd is in Jeruzalem, blazen twee leerlingen de aftocht. Ze hadden verwacht dat Jeruzalem het hoogtepunt zou zijn van hun op weg gaan met Jezus, maar het liep helemaal anders. Of hoe eigen geschapen verwachtingen een zware ontgoocheling tot gevolg kan hebben. Te midden van hun geklaag, voegt iemand zich bij hen, een vreemdeling op het eerste gezicht. Tot hun verbazing weet de vreemdeling niks van alles wat er de afgelopen dagen gebeurd is. De vreemdeling, eigenlijk Jezus, laat de leerlingen hun versie van de feiten geven. Hij luistert en antwoordt met teksten uit het Oude Testament die aantonen dat de verwachtingen die ze tegenover de Messias hadden niet overeen stemden met de Messias die het Oude Testament voorspelt. Ook al weerklinkt de Schrift, nog gaan hun oren of ogen niet open, het is pas bij het breken van het brood dat ze Jezus herkennen.  

Hoeveel mensen zijn in de loop van de geschiedenis die weg van Jeruzalem naar Emmaus niet gegaan? Mensen die door een tegenslag in het leven ontgoocheld zijn in God en beslissen Hem achter te laten en nieuwe wegen te gaan? Hoeveel mensen hebben zich geen eigen God geschapen voor eigen gemak, ten dienste van zichzelf en vrienden en familie? Hoeveel mensen zijn er al niet geruisloos de Kerk uitgewandeld, tegen elkaar zeggend: “wat hebben ze ons allemaal wijsgemaakt?” Het jammere is dat hun ontgoocheling en hun zelf geschapen verwachtingen zo hardnekkig zijn dat ze vaak niet meer open staan voor een andere kijk op wat er gebeurd is. Had de openheid voor die vreemde onderweg er bij de twee leerlingen niet geweest, dan waren ze nooit teruggekeerd naar Jeruzalem. Toen ze Jezus toe lieten, en Hij hen het relaas liet doen, zag Hij een kans om hen misschien een andere kijk op de zaak te geven. Vanuit de Schrift haalde Hij enkele citaten aan dat de Messias geen leider of militair zou zijn, maar iemand die lijdt en door dat lijden heen nieuw leven zal creëren.

Ieder van ons zal wel eens geconfronteerd worden met mensen die door een verkeerd godsbeeld het kind van het geloof weggegooid hebben met het badwater. Elke gelovige, ik en u dus, moeten altijd opletten dat ons godsbeeld zo zuiver mogelijk, zo evangelisch mogelijk blijft. Geloven in God is niet iets wat thuishoort in de categorie levensverzekeringen. Geloven in God betekent niet dat je voor eens en altijd gespaard blijft van ziekte, ongeluk en/of lijden. Geloven in God past beter in de categorie relaties. Geloven in God, maar ook geloven in mensen veronderstelt dat je een relatie aangaat met die persoon. Mensen met wie je zo’n goede relatie hebt dat je kan zeggen dat je ze vertrouwt en dat zij je ook mogen vertrouwen, dat zijn mensen met wie je vaak contact hebt. Zet dat om naar onze relatie met God: geloven kan maar iets te maken hebben met vertrouwen als we tijd en energie steken in die relatie. Minimum daarbij is dat je af en toe praat met mekaar. Wie zelden bidt, zal het waarschijnlijk toch wat moeilijker hebben om vertrouwen te halen uit de godsrelatie. Dat bidden kan zich niet beperken tot het bidden in de eucharistie, het moet een bidden worden dat je leven kan dragen. Dat vraagt trouw en regelmaat. Maar met trouw en regelmaat alleen komen we er niet, we moeten ook bidden vanuit een juist, bijbels godsbeeld. Altijd weer moeten we daar behoedzaam voor zijn.

De vraag is natuurlijk of wij als gelovige moeite doen om soms de Jezus uit het verhaal te zijn en mensen hetgeen hen overkomen is vanuit een andere perspectief te doen bekijken. Akkoord, soms past alleen stilte bij de miserie die mensen overkomt, maar dan nog is de aanwezigheid van een gelovige sprekend. Soms biedt tegenslag ook een kans om over je geloof te getuigen. Doen wij nog moeite om te proberen het geloofsgesprek de goede richting uit te sturen of gaan we er maar van uit dat het toch geen zin heeft? Nog een andere vraag: kunnen de mensen bij ons Jezus herkennen op de manier waarop wij ons leven delen met anderen, vooral met mensen die het moeilijk hebben? Of zijn we bereid als we het moeilijk hebben om Jezus als medemens, tochtgenoot te laten meestappen? Want juist dat is zo mooi in dit verhaal. Ondanks de ontgoocheling, ondanks het verlaten van Jeruzalem, verlaat Jezus Zijn leerlingen niet. Zelfs als we de weg van ontgoocheling gaan, stapt Jezus mee. Niet om ons bij onze haren vast te pakken om ons terug bij de les te sleuren, maar in eerste instantie om te luisteren. In die zin is dit verhaal de handleiding voor een christen om om te gaan met mensen die het moeilijk hebben: eerst luisteren, pas dan getuigen. Wie weet, herkennen mensen dan ook in ons die Jezus die Zijn leven breekt voor anderen en kunnen ze, net als de leerlingen, met een vernieuwd geloof op hun stappen terugkeren.