Pasen 2011

Als jongeman was ik een fan van  Ramses Shaffy,

Zijn liederen vond ik prachtig:

‘het is stil in Amsterdam’

‘Hoog Sammy kijk omhoog Sammy’ (eigenlijk een Adventslied) en vooral: ‘we zullen doorgaan.’

En dat vind ik nou een Paaslied.

 

Pasen gaat daarover: doorgaan, verder trekken.

Iedere Pasen is anders

Want jijzelf bent anders, de wereld is anders

Wat je meemaakt is nieuw.

De kansen die er dit jaar zijn waren er vorig jaar niet, sommige leuke dingen die je nu meemaakt

waren er niet maar ook sommige droevige dingen

die je nu meemaakt waren er niet.

 

Er is veel verdriet in de wereld om daar even mee te beginnen.

 

Gisterenavond laat hebben wij in deze kerk daarom naar de klaagzangen van Jeremia geluisterd.

Die gaan over het verdriet van de verwoesting van Jeruzalem en het volk dat in ballingschap moest gaan en daar zaten ze dan: ‘at the rivers of Babylon, there we set and wept as we remembered Sion.’

U hoort dat ik niet helemaal bij ben met mijn liederenkeuze, de jongeren kennen dit lied waarschijnlijk niet en hebben misschien ook helemaal nooit van Ramses Shaffy gehoord.

 

Ook niet dat lied: ‘We zullen doorgaan’

daar ben ik weer.

 

Vannacht werd ik, denkende aan de preek vanavond, wakker en ik hoorde om kwart over vijf

een merel heel hard zingen: ‘kijk’ dacht ik:

dat is een teken van leven in de nacht.

 

Het diertje had eerder dan ik, in de gaten

dat de zon al aan het opkomen was.

En vanochtend om zeven uur hoorde ik iets anders:

getimmer op de steigers, het restauratiewerk aan onze kerk gaat door, zelfs op paaszaterdag.

 

En daar zitten we dan vanavond.

Een volle kerk. Vol met mensen en met steigers.

 

De eerste lente-vollemaan staat aan de hemel buiten.

Het licht is zwak. Toen u binnenkwam was het helemaal donker, lastig om dan een plaatsje te vinden.

 

Maar die donkerte was met opzet. Ze symboliseerde de echte duisternis. Kun je daar iets tegen doen.

 

Achterin de kerk was de geestelijke –en dat was ik  met mijn helpers-  aan het klungelen met vuurstenen.

 

Ademloos keek iedereen toe hoe een vuurtje wordt ontstoken en aan dat kleine vuurtje een grote kaars werd aangestoken.

 

'Licht van Christus' werd gezongen driemaal, steeds hoger.

Het licht verbreidde zich van de paaskaars uit heel de kerk in.

 

Toen werd er gezongen: de lof van de paaskaars,

of beter gezegd: onze dank aan God

omdat Hij begonnen is licht te maken in de duisternis.

 

Toen gingen de lichten aan en werd de eerste bladzijde van de bijbel gelezen:

'God sprak: er zij licht! En er was licht.'

Het duister is verdreven: God dank!  Is dat zo ?

 

We lazen verder.

Het water wordt aan de kant geschoven: er komt land in zicht! De aarde, goed land om op te wonen.

 

Het land wordt aangekleed met groen gewas. 

 

Vogels vliegen langs het hemelgewelf,

de wateren worden gevuld

met allerlei wriemelend leven

en dieren lopen op het veld.

Alles prachtig maar één ontbreekt: de mens.

 

Gelukkig daar is hij! Op de 6e dag, laat dus,

heb maar geen capsones.

Wel wordt hij/zij naar Gods beeld geschapen.

Er kan met hem een nieuw begin gemaakt worden.

 

God kan uitrusten op de 7e dag

nadat Hij/Zij  gezien heeft

dat het zeer goed was. Is dat zo?

We kijken naar Japan, naar noord Afrika, naar ons eigen land. We horen van aardbevingen,

tsunami’s en atoomrampen.

We zien hoe mensen in het Middenoosten zoeken naar recht en hoe tirannen ze onderdrukken.

 

Zou alles goed zijn?

We horen hoe mensen in de bloei van hun leven door ziektes worden geveld en sterven. Alles goed.. vraagteken?

 

De verhalenserie in de kerk ging door.

Over het volk Israël in slavernij.

Hard is de hand van de verdrukker; de verlossing lijkt ver. Maar de verlossing komt!

 

In de lente gaat Mozes als gezant van God,

het conflict aan met de farao en hij mag zijn volk voorgaan naar een nieuwe toekomst.

Geen zee gaat God te hoog.

 

Daarna hoorden we het visioen van Ezechiël die honderden jaren later leefde. Het volk was, na enkele gelukkige eeuwen in en rond Jeruzalem, in ballingschap gevoerd. De levenden waren als doden.

In Ezechiëls visioen richt een ruisende stormwind de dode karkassen van de mensen van Israël weer op.

 

Veel om te verwerken. Moeilijk te geloven. Daarom knielen wij in de kerk na deze preek neer en bidden alle heiligen om hulp.

 

Toch hebben we net het hemels antwoord al gekregen: het paasevangelie.

We zijn er na de drie Allelulia’s,

speciaal voor gaan staan.

 

Laat na de Sabbath, tegen de eerste dag der week, gaan enkele vrouwen op weg naar het graf. Jesus, hun vriend was gestorven.. alles donker.

Maar: de dag breekt aan: een nieuwe wereld in zicht,

 

Die komt niet vanzelf, vandaar die aardbeving (!),

de bestaande orde wordt geschokt.

 

De soldaten in dienst van de Romeinse tirannen

liggen plat op de grond. De sterke mannen zijn nergens. Wel een beetje pijnlijk voor ons mannen.

De leerlingen zitten nog steeds thuis te bibberen.

De vrouwen niet:

Maria Magdalena en de andere Maria komen aanlopen. ‘Vrees niet!’wordt tot hen gezegd.  De zon gaat op!

 

En het verhaal gaat lijken op het scheppingsverhaal,

op die eerste dag van de week toen God zei: 'daar zij licht '.

 

De gezant van God, een engel, wie weet, zegt:

'Waarom zoek je de levende bij de doden.'

‘Jullie leidsman en vriend leeft. Hij gaat voor je uit.

Hij is aan de dood ontsnapt’. 

 

Hij is de aanvoerder van een nieuw mensenvolk

dat door de geschiedenis trekt: het volk van de hoop.

 

Als er dan kinderen of volwassenen worden gedoopt, straks zal dat geschieden,  dan kunnen die aansluiten bij die grote stoet, het pelgrimsvolk van God op weg.