God boven alle bergen (2011)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

WAARVANDAAN?

De evangelist Johannes verstaat als geen ander de kunst om een ingewikkelde gedachte theatraal in scene te zetten.
Het gaat vandaag om de vraag: wat is de bron van ons leven? Die vraag is interessant. Is onze oorsprong een anonieme oerknal? Zijn wij kinderen van het toeval? Is de grond van ons bestaan een aaneenschakeling van noodlottigheden? Of vloeien wij voort uit een oneindige Geest, te verbeelden als licht en liefde? En dan ook de vraag: als we voortkomen uit één bron, wat zegt dat dan over de manier waarop we met elkaar moeten omgaan? Of andersom: dat we elkaar herkennen als gelijken, dat zegt iets over de bron waaruit we zijn ontstaan! Deze vragen zijn van belang maar ze klinken als boekenwijsheden. Johannes stelt ze een stuk levendiger aan de orde, als een drama vol spanning en misverstanden.


BRONWATER

Het is het zesde uur, dat is twaalf uur in de middag; de zon staat hoog aan de hemel. De stralen vallen bijna loodrecht op de aarde. Schaduw is er nauwelijks. Het is stil op straat; de mensen zijn allemaal binnen. Jezus zit bij de put aan de rand van Sichar. Kennelijk heeft hij dorst. Hij is alleen. De leerlingen zijn het dorp binnengelopen om wat inkopen te doen. Jezus heeft dorst, maar hij heeft geen emmer. Het water staat diep; hij kan er niet bij.
Sichar ligt aan de voet van de Gerizim. Dat was voor de Samaritanen een heilige berg, een berg om God te ontmoeten. Dat stak de gelovigen in Jeruzalem. Voor hen was er maar één plek om God te ontmoeten en dat was de heuvel waarop Jeruzalem was gebouwd. Wie Hem elders zocht deed aan afgoderij! Deze strijd was al eeuwen oud. De joden keken neer op de heidense Samaritanen. De omgang met hen was verboden.


DOOR DE VERSTOTENEN VERSTOTEN

Er komt een vrouw bij de put. Zij is de enige. Elke ochtend is het bij Jacobs bron een drukte van belang. Het leven komt op gang; de vrouwen uit het dorp hebben water nodig. Vroeg op de dag is het nog lekker koel. Maar deze vrouw heeft gewacht. Ze wil de andere vrouwen niet onder ogen komen. Ze kent de de verwijten die man haar maakt. De roddels en halve waarheden. Ze leeft samen met een man met wie ze niet gehuwd is. De vrouwen van Sichar ervaren haar instinctief als een bedreiging. Zij eerbiedigt de conventies niet. En had ze niet al ettelijke huwelijken achter de rug? De haat van de goegemeente had de vrouw aan het denken gezet. Ze hield van haar vriend. Hij was de eerste, misschien, die respect voor haar had getoond. Wisten de vrouwen van het dorp soms wat zij had meegemaakt als kind? Hoe ze mishandeld was en door de knechten misbruikt? Wisten zij van haar vorige mannen met wie de geschiedenis zich herhaald had, keer op keer? Nee, niemand wist dat en niemand vroeg ernaar. Voor de mensen telden alleen wat ze met eigen ogen hadden gezien. Zij was de slet! Maar zo voelde het niet. De liefde voelde niet als zonde. Daarom was ze na gaan denken over de wet. Klopte die wel? Was het waar dat God zijn geboden had toevertrouwd aan de wetgeleerden? Gold hun uitleg wel? En welke dan? Die van Samaria of die van Jeruzalem?


ONZE OORSPRONG

Jezus ziet de vrouw. Ze heeft een emmer. ‘Mag ik ook wat water?’, vraagt hij. We weten niet eens of Jezus echt dorst had, of dat hij het gesprek op gang wilde brengen. Waarschijnlijk het laatste. De vrouw verbaast zich dat iemand haar aanspreekt, dat iemand niet vies van haar is, en nog wel een man, een Joodse man! En ‘ja’, zegt Jezus, ‘je verbaast je terecht, want eigenlijk kon jij beter míj om water vragen.’ Maar dan niet dit gewone water uit de aarde, maar het echte water, de diepste bron waaruit het leven wordt geboren.
De vrouw is helemaal gewonnen voor Jezus als blijkt dat Hij niet zomaar een dorstige Joodse man is, maar iemand die haar accepteert terwijl hij weet heeft van haar verleden, haar huwelijken en haar vriend. Heel dat zondige verleden maakt haar niet onrein voor hem. Ze is onder de indruk. Dus stelt ze gelijk de hamvraag die de bevolking van Samaria nu al eeuwen scheidt van haar geloofsgenoten in Jeruzalem: Waar moeten we God aanbidden? Op de Sionsberg of op de Gerizim? ‘Het huis van God is geen berg’, zegt Jezus, ‘en geen tempel. Hij woont in Geest en Waarheid.’ Jezus stijgt met dit woord ver uit boven het conflict dat de mensen verdeeld hield. Gods mens geworden liefde, dat is de bron waaruit wij allemaal voortkomen. Dat is het levend water!


'WAAR KOM IK VANDAAN?'

Lieve kinderen. Milko kwam opgewonden thuis van school ‘Mamma, mamma!’ ‘Wat is er knul?’, vroeg mamma rustig. ‘Mamma, waar kom ik vandaan?’ Mamma schrok even. Dat was een moeilijke vraag. Althans, het was een moeilijk antwoord voor mamma! Waar kwam Milko vandaan? ‘Kom maar eens naast mij zitten, jongen.’ Milko vertrouwde het niet helemaal. Wat had hij nou weer gevraagd! ‘Kijk jongen, dat gaat zo. Pappa en mamma hielden heel erg veel van elkaar...’ Mamma ging verder over bloempjes en bijtjes en allerlei ingewikkelde toestanden. ‘En toen was jij in de buik van mamma, en daar kwam je vandaan’, besloot ze. ‘Dat vieren we elke verjaardag!’ ‘Jouw verjaardag of mijn verjaardag?’ ‘Jouw verjaardag’, zei mamma en ze streek Milko door zijn haar. Mamma werd onzeker. ‘Wat vind je ervan?’ vroeg ze. Toen zei Milko: ‘Nou ja, Vlado op mijn klas komt uit Bosnië; dat vind ik veel leuker!’ (Naar Harold Kushner)