Jezus ging zitten bij de bron (Joh. 4,6)

 

De liturgie in de veertigdagentijd verwijst vaak naar het doopsel. Op deze derde zondag heeft elke lezing een band met het doopsel. Mozes gaf water aan zijn volk (eerste lezing). Jezus schenkt levend water (evangelie). Zijn grootste gave is de heilige Geest (tweede lezing). 

De bron die het dichtst bij ons ligt, is deze waarin we zijn gedoopt. Een doopvont is de bron met het water waarin wij ondergedompeld worden om als nieuwe mens herboren te worden. ‘Vont’, dit oud-Nederlandse woord komt van het Latijnse woord ‘fons’, wat in het Nederlands bron betekent (KKK. 694).

Water, in de Bijbel gewaardeerd

Wij draaien de kraan open en het water vloeit eruit. Slechts bij lange droogte klinkt de waarschuwing om spaarzaam te zijn met water, al moeten we dit altijd zijn. Wij kennen hier niet de last van wie ver moet stappen om water te brengen naar de hut en in de krottenwijk. Putten boren, waterleiding aanleggen, zijn belangrijke stappen in de ontwikkeling.

Een rivier ontspringt in het boek van de schepping om de tuin te besproeien (Gen. 2,10). Water vloeit in het visioen van Ezechiël uit de tempel van Jeruzalem. Het stroomt naar alle richtingen en het schenkt vruchtbaarheid (Ez. 47). Helder water komt in het hemelse Jeruzalem voort uit de troon van het Lam (Op. 22). Jan Van Eyck schildert ze op zijn Gents retabel, al zou die er aanvankelijk niet zijn geweest. De mens in de bijbel leverde veel inspanningen om bronnen te vinden, putten te graven, het water naar de stad te leiden. Het water is een kostbare gave, een geschenk van Gods goedheid. Het brengt heil. De gelovige dankt God omdat Hij als een herder zijn volk naar frisse water leidt (ps. 22). Belangrijke gebeurtenissen in het leven van de patriarchen speelden zich af dicht bij een bron.

Wat water werkelijk is,

Dat weet alleen de vis.

Die zwijgt.

Karel Boullart

Bij de put van Jakob

Abraham zond zijn knecht om voor Isaak, zijn zoon, een bruid te zoeken; De ontmoeting met Rebekka, de toekomstige bruid van Isaak, had plaats bij een bron (Gen. 24,11-33). De aanvang van de liefdesgeschiedenis tussen Jakob en Rachel is alweer bij een waterput (Gen. 29,10).  Deze bijbelse herinneringen hebben  Johannes beïnvloed voor zijn verhaal over de ontmoeting van Jezus met de Samaritaanse vrouw bij de waterput van Jakob. Deze heeft een diepte van dertig meter en bestaat tot op vandaag.  Andere herinneringen spelen mee bij Johannes.  Is het niet bij een waterput dat Mozes de dochters van zijn toekomstige schoonvader ter hulp kwam (Ex. 2,16-22)?  Mozes heeft naderhand zijn volk geleid bij de doortocht door de Rietzee. Mozes gaf het volk te drinken in de woestijn, een eerste keer bij Mara toen hij het brakke, bittere water drinkbaar maakte; een tweede keer bij Massa en Meriba, waar hij water uit de rotsen sloeg.  Telkens op moeilijke momenten.  Het volk twijfelde immers in de woestijn aan de trouw van Jahwe.  God is nochtans getrouw.  Wanneer hij met zijn volk en met de mensen een geschiedenis aangaat, wil hij deze voltooien.  Maar de joden twijfelden, morden en daagden Mozes uit. Vanuit Gods kracht kan Mozes zijn volk te drinken geven en het redden van dorst en uitputting.  Dit was een aanzet voor het nog grotere en waardevollere geschenk van God, namelijk de Wet.  Water lest de dorst, Gods woord en wijsheid geven leven. “Komt allen die dorst hebben, hier is water…” (Jes. 55,1-3).

Jezus is de nieuwe Mozes.  Hij geeft water tot leven. Hij is zelf levend water. “Het water dat  ik zal geven, zal een waterbron worden, opborrelend tot eeuwig leven” (Joh. 4).

Verwijlen bij de bron

Vanwaar de aantrekkingskracht van bronnen? De loop van het water is zo wonder. Waarom verwijlen we daar graag?  “Voor zuster water danken wij, hoe nederig en trouw is zij als zij ons dient, hoe kuis en goed, hoe kostbaar in haar overvloed" (Sint Franciscus, ZJ. 814).

De koopman verkocht pilletjes.  Wie er eentje slikte, zou nooit meer behoefte hebben om te drinken. “Waarom verkoop je die?” vroeg de kleine prins. “Het is een grote tijdsbesparing”, zei de koopman.  “De geleerden hebben uitgerekend dat je daarmee 53 minuten spaart.” “Wat doe hij met die tijd?”, vroeg de kleine prins alweer.  “Jij doet ermee wat je wilt”, antwoordde de koopman.  “Als ik 53 minuten over had” dacht het prinsje bij zichzelf, dan liep ik rustig naar de bron” (Antoine de St. Exupery).

In de grot te Lourdes borrelt voortdurend water op uit de bron. Het is geen magisch water.  Het wil verwijzen naar de bron die Jezus zelf is.  In het bedevaartsoord Banneux is er ook een bron.  Ze heeft dezelfde boodschap.  Jezus is het levend water voor alle volkeren.  Hij verlicht het lijden.

Water blijft stromen

Bronnen geraken opgedroogd. Veel bronnetjes verdwenen. Rivieren zijn vervuild. Wij ervaren geestelijke droogte.  Wij trekken door woestijnen en vinden er geen oase.  Daarom stellen wij zoals de Israëlieten de vraag of de Heer nog bij ons is. Wij zijn moe, wij haken af. Wij zetten ons neer aan de kant van de weg.  Is de Heer nu bij ons of niet? Wij lijden onder de verdamping van de godsdienstzin binnen grote bevolkingslagen en om de verschraling van het geloofsleven.  Vermoeid gaan we zitten.

Jezus was vermoeid van de weg. Hij ging rusten bij de bron in de hitte van het middaguur. Daar komt dan de Samaritaanse. Een gesprek ontstaat. De ontmoediging en de vermoeidheid lijken weg.

Wanneer we mensen beluisteren, openen zich nieuwe horizonten. Het beluisteren van hun levensgeschiedenis kan ons een glimp geven van Gods werk in mensen. Wij ontdekken dat de zaaier en de maaier nog werk hebben. Gods water stroomt verder over zijn akker.

Waar christenen samenkomen rond brood en beker, geroepen  tot de Vader, bron van alle heiligheid, daar slaat God zelf opnieuw water uit onze rots zodat wijzelf voor anderen aanzet kunnen zijn van nieuw leven. Het water stroomt verder, al horen we niet altijd het kabbelen ervan. Het is nacht, wij stappen er doorheen.

De noche iremos, de noche,
que para encontrar la fuente
sólo la sed nos alumbra,