Paaswake (2014)

Gelezen: uit het boek Genesis (1, 1-2, 2), Exodus (14, 15-15, 1), Ezechiël (37, 1-14), de brief aan de Romeinen (6, 3-11) en het Mattheüs-evangelie (28, 1-10).

De plek waar je wieg heeft gestaan bepaalt zoals bekend in belangrijke mate wie je bent, hoe je denkt en voelt en hoe je leven verder zal lopen. Hoe wordt een mens, een man; waarom wordt hij een Egyptische wagenmenner? Waarom wordt hij of zij een militair of een jihad-strijder; waarom priester, schoonmaker, bankier, oplichter, vluchteling; waarom bloemenman of -vrouw, waarom arbeidsongeschikt, waarom cassière in de supermarkt? Waarom is met jou gebeurd wat gebeurd is? Waarom en hoe ben jij op de plek gekomen waar je nu bent?

Ik kom op de vraag, dierbare gasten en parochianen; ik kom op die vraag vanwege die wagenmenners van de farao over wie we hoorden spreken in de lezing uit het bijbelboek Exodus die wij hoorden. Ze verzuipen in zee. Maar wie waren zij? Hoe word je wagen-menner? Omdat je vader het ook is? Omdat je van paarden houdt? Omdat je van rijden houdt? Omdat je van avontuur houdt? Óf omdat je geen andere keus hebt? Omdat je wel moet. Of omdat het nu eenmaal zo gelopen is? Waren ze blij met hun baan? Waren ze er trots op? Waren ze erg militant en agressief? Wat vonden ze van hun baas, de farao? Wat vinden de Russen van Poetin? Wat vinden wij van hem? En hoe keken de wagenmenners tegen die Hebreeuwse slaven aan die de benen genomen hebben? En wát vonden die er van?

Die Hebreeuwse slaven waren doodsbang, ze deden het in hun broek van angst toen ze merkten: wij worden achtervolgd. Daar komen de strijdwagens aan! Ze gaven Mozes onder uit de zak: "Wat heb je ons aangedaan?", "Hadden we je niet gewaarschuwd?", "Waar bemoei je je ook mee?" Maar Mozes blijft de rust zelve. Zijn godsvertrouwen is groot. "Wacht maar af...". En ja, hij krijgt gelijk. De Egyptenaren zijn de sigaar. De Joden halen opgelucht adem. Bij hen is 't feest, Egypte is in de rouw.  

Wie heeft er gelijk? Het wereldtoneel en dat van de geschiedenis is erg instabiel. Nu eens wint de één, krijgt het ene volk de overhand, dan de ander, het andere volk. Mensen hebben geluk, ze ontspringen de dans, of ze hebben pech, ze zijn de pineut. En is het niet allemaal toeval? En maakt 't uiteindelijk veel uit? Is het niet lood om oud ijzer? Is de ene denktrant in z'n uitwerking beter dan de andere? Is de één beter dan de ander? Zijn niet alle mensen zon-daars? Wie deugt er wel? Welke institutie deugt er wel? Accountant KPMG en de NZA, de Nederlandse Zorgautoriteit, zijn ook door de mand gevallen, net als de Roomse kerk, bis-schop Gijsen incluis. 

Maar wat een gesomber in de Paasnacht! Dáár bent u toch niet voor gekomen? Natuurlijk: de Egyptische wagenmenner en de Hebreeuwse vluchteling - ze hebben niet zelf gekozen voor de plek waar hun wieg heeft gestaan. En uiteindelijk zitten zij en zitten wij in hetzelfde schuitje. Allemáál zijn we bewoners van die ene aarde. En op die aarde gebeurt genoeg om je zorgen over te maken en om je over op te winden. Syrië. Oekraïne. Boko Haram. Poetin. Assad. Erdogan. Maar wat doe je er aan? En: hoe houd je het vol? Wáár haal je de moed vandaan?

Ik denk veelgeliefden: de Paasnacht kan bron van moed zijn voor alle mensen, ongeacht hun achtergrond, gelovig of niet.

Waar gaat het om?

We hebben horen voorlezen uit Genesis. Daarbij werden we uitgenodigd om opnieuw stil te staan bij die bijzondere planeet aarde van ons: dat groene en blauwe bewoonde juweel dat rondwentelt in een voor zover wij tot op heden weten verder onbewoonde kosmos. Die prachtige aarde; Wat doen we ermee? Gisteravond zag ik op de t.v. een documentaire over leeuwen. Er leven er op aarde nog 25.000 in het wild. Dat is praktisch evenveel als er in Diemen mensen wonen. We moeten dus zuinig zijn op die leeuwen - en op nog heel veel meer.

Vervolgens hoorden we voorlezen uit Exodus. Achtervolgers en mensen in het nauw. Tot die laatsten spreekt God, via Mozes. "Vrees niet en blijf volhouden." Dat zinnetje spreekt mij erg aan. Da's een zinnetje om te onthouden. Geef niet en nooit de moed op. Heel boeiend vind ik ook hoe die Exodus-tekst een antwoord geeft op de vraag wie of wat een engel is. Er staat: "De engel van God die aan de spits van het leger van de Israëlieten ging veranderde van plaats en stelde zich achter hen op. De wolkkolom ging weg van de spits en stelde zich achter hen op." Die engel van God is dus een wolkkolom en omgekeerd: die wolkkolom is een engel. Ja, zo is dat. Natuurverschijnselen of het weer kunnen meezitten en wel eens heel goed uitkomen. Daarin kan God je toelachen. "Ieder krijgt naar verdienste" zei mijn vader altijd als wij op vakantie mooi weer hadden. Slecht weer bestaat trouwens niet. Of daar praten we niet over. Of dat vergeet je zo snel mogelijk.

Vervolgens hoorden we die super-spannende Ezechiël-lezing: over die dorre beenderen waar weer leven in komt. Het is duidelijk beeldspraak die de profeet daar bezigt. Het is duidelijk dat hij het niet heeft over 'echte doden', máár over futloze, over uitgebluste mensen, over mensen met een zelfbeleving van - ik citeer de woorden van Ezechiël: "Onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, het is met ons gedaan." Het gaat dus om mensen die zichzelf al hebben afgeschreven, mensen die "er" niet meer in geloven, mensen die niet meer in zichzelf en in elkaar geloven. Namens God zegt Ezechiël tegen die mensen: "Ik ga uw graven openen." Deze Ezechiël-tekst stelt daarmee aan elk van ons als zeer confronterende vraag: Leef je of ben je dood? Leef je wérkelijk of ben je eigenlijk dood? En stel dat je moet toegeven: Ik voel mij als een dode, dan is de uitnodiging: Laat je door God weer levend maken, levendíg, opgewekt.

Vervolgens hoorden wij de Paulus-lezing uit zijn Romeinenbrief. Paulus had 't over de doop. De doop is een waterscheiding. Aan dood en zonde komt door de doop als 't goed is een einde. Want Christus heeft over beide, dood en zonde, gezegevierd. "Christus (...) sterft niet meer." "Het leven dat Hij leeft, heeft alleen met God van doen." Ach ja mensen, die zonde... Het is me wat. We weten: hier en daar gaat er nog wel eens een boekje of zelfs een beerput open. Zie bisschop Gijsen. Er kunnen oprispingen van zonde zijn. En dat is natuurlijk zonde en érg zát. Maar in wezen is die zaak, de zonde voor ons overwonnen. We hebben alles in huis, de verrezen Jezus, om er niet meer mee bezig te hoeven zijn, met wat zonde is, en om ons er geen zorgen meer over te hoeven maken.

Tenslotte, als hoogtepunt: het Paasevangelie - dit jaar in de beschrijving van Mattheüs. Vrouwen die naar Jezus' graf gaan. Een zware aardbeving. Een engel die de steen van het graf wegrolt en die er bovenop gaat zitten. "Zijn uiterlijk schitterde als een bliksemflits" - "de wachters (...) werden lijkbleek." Ja, dat staat er echt: "lijkbleek". De lijken dat zijn de wachters. De dode is springlevend. "Hij is tot leven gewekt." "En zie, Jezus kwam hun tegemoet." " 'Gegroet' zei hij." Buon giorno. Buona sera. Nee, paus Franciscus heeft 't niet van een vreemd. Hij staat met zijn groeten op goede bijbelse grond. Beter kan niet zou ik zeggen. "Wees niet bang", zei Jezus, "Ga mijn broeders vertellen dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze Mij zien."

Moeten we wat hier bij Mattheüs verhaald wordt ook opvatten als beeldspraak - zoals bij Ezechiël? Is het beeldspraak? Of is het 'echt zo gebeurd'? Komen wij wel eens dode mensen tegen die tot leven zijn gewekt? In de zin van Ezechiël en in die van Paulus (mensen die van dood en zonde geen last meer hebben) misschien wel. Maar een dode die tegen je praat en van wie je de voeten weer kunt vastpakken? Ja, dat wordt moeilijker natuurlijk...

Dat wil zeggen: kortgeleden maakte ik kennis met Anneke Hogema. Zij is de maakster van het houten beeld dat op dit moment voor onze altaartafel staat. Dat beeld stelt voor: een jongen, Daniël, die vorig jaar november, negen jaar oud, aan een hersentumor gestorven is. Dat was en dat is natuurlijk een groot verdriet. Daniël was en is het eerste kind van het petekind van Anneke. Dat petekind is voor Anneke als een dochter. Haar zoon was en is voor haar als een kleinkind. Ze is met hem ook in de Vredeskerk geweest om een noveen-kaars te branden. En nu is het beeld klaar. Anneke vroeg: "Is het mogelijk, dat het in de paasnacht ergens op een bescheiden plekje in de Vredeskerk mag staan? Het hoeft geen aandacht te krijgen, liever niet zelfs. Het gaat er mij om, dat de sfeer van het katholieke paasfeest en de wierook en de gezangen en de gebeden erover heen gaan."

Aldus geschiedt dus. Ik heb 't beeld alleen niet op een bescheiden plekje gezet, maar vlakbij het altaar - bij de plek dus waar de gekruisigde en verrezen Heer ons tegemoet komt, ja waar wij Hem in brood en wijn ontvangen. Dat is dus heel wat meer zelfs dan alleen maar het vastpakken van Zijn voeten. Hij komt in ons. Hij wordt één met Hem en Hij met ons. Daniël was nogal nuchter over zijn eigen dood. Tegen zijn broertje van zes zei hij: "Nou, de één wordt gewoon zeventig en de ander negen. Zo is het nu eenmaal."

Ja...

Maar ik denk: Wij mogen rustig geloven dat ook Daniël deel uitmaakt, deel blijft uitmaken, van het leven voorbij zonde en dood, van het leven dat alleen met God van doen heeft, van dat leven waarmee brood en wijn van de eucharistie ons in contact brengen, ons mee verbinden. Waar je wieg heeft gestaan, dat heb je niet kunnen kiezen. Maar geloven in Jezus' lege graf, daarvoor kun je wel kiezen. Moge Hij, Jezus, ook Daniël en ons uit onze graven opwekken. Amen.