Wat maakt de mens tot mens?

Beste vrienden,

Wat maakt de mens eigenlijk tot mens?

Op die vraag zijn er veel antwoorden, filosofische verklaringen en ook antwoorden uit de psychologie, en al die antwoorden zijn min of meer juist en ook belangrijk. Een antwoord dat even juist en op zijn manier ongelooflijk eenvoudig is, wordt ons door de Bijbel aangereikt.

Wat maakt de mens eigenlijk tot mens? Wel, dat hij kan antwoorden!

Dat is voor de Bijbel de beslissende eigenschap. Er is één schepsel dat op een vraag ook een antwoord kan geven. Bijbels bekeken tilt dat de mens boven alle andere schepsels uit. De betekenis van “dieren” in het Hebreeuws is “behemma”, het stomme. Dat betekent natuurlijk niet dat de Hebreeërs niet wisten dat dieren ook geluid kunnen maken, maar antwoorden, echt antwoorden op een vraag, dat kan een dier niet. Maar juist om die reden is er ook nog iets anders wat een dier ook niet kan: even onverantwoordelijk reageren zoals de mens, zoals “Adam”, in de lezing van vandaag.  “Wat hebt ge gedaan?” vraagt God. En Hij krijgt als antwoord: “Zij daar, zij was het, niet ik!”

De mens kan antwoorden. Hij kan dus ook als enige verantwoordelijkheid opnemen, zich verantwoorden. En dus kan hij ook op een zodanige manier tekortschieten, dat hij uiteindelijk als beklagenswaardige slappeling helemaal in zijn blootje staat. Want een mens die zijn verantwoordelijkheid ontloopt, die, zoals Adam, zich altijd achter anderen verschuilt, die verliest uiteindelijk volgens de Bijbel juist datgene wat hem van de dieren onderscheidt: Hij verantwoordt zich niet. Hij verliest zijn menselijkheid, zijn waardigheid. En dan blijft alleen die beklagenswaardige slappeling over. Die reactie van Adam is natuurlijk ook wel te begrijpen. Hoe zou hij anders kunnen reageren.  Antwoorden, en je verantwoorden, zoals de Bijbel dat van een mens verwacht, dat moet je tenslotte ook leren, zoals je alles in het leven van een mens moet leren. Die dingen vallen spijtig genoeg niet vanzelf in je schoot. Zeggen: “Zij (of hij) was het! Ik heb helemaal niets gedaan!“ kan iedereen, zelfs een klein kind. Maar je leven verantwoord in eigen hand nemen, het goed uit te bouwen en verantwoordelijkheid voor jezelf, voor je directe omgeving en voor de maatschappij op te nemen, dat moet je leren. Daartoe zijn er mensen nodig die je begeleiden, die je voorleven hoe je verantwoordelijkheid moet opnemen en die een voorbeeld voor je zijn. Gelukkig de mens wiens ouders zulke voorbeelden zijn. Gelukkig de mens die opvoeders, leraars en leraressen ontmoet die hem leren om verantwoordelijkheid op te nemen. Gelukkig de mens die in zijn vriendenkring mensen kent die hem daarin ondersteunen. Want alleen op die manier groei je op tot een mens die ook in onze maatschappij zijn mannetje (of vrouwtje) kan staan. En dat zowel in het beroeps- als in het privéleven en inzake geloof. Want verantwoord geloven moet ook worden geleerd.

Daarom worden ook elk jaar weer jonge mensen geroepen om een volgende stap te zetten op de weg die ertoe leidt dat ze ook voor hun eigen geloof verantwoordelijkheid leren opnemen.

Elk jaar opnieuw worden kinderen voorbereid op hun vormsel. Iets wat niet alleen met een mooi feest, maar vooral met „versterking“ en „bevestiging“ van je eigen mens zijn te maken heeft. De meesten onder ons werden immers als klein kind gedoopt, op een leeftijd waarop ze zich daar zelfs niet tegen konden verzetten. Daardoor beleven velen onder ons het geloof ook zowat analoog aan  een lopende band. Iemand heeft je daar ooit op gezet en dan loopt die gewoon verder. Dan krijg je automatisch ook godsdienstonderwijs, eerste communie en dan enkele jaren later het vormsel.  En wanneer je aan de kandidaat vormelingen vraagt waarom ze eigenlijk zijn gekomen, dan hoor je af en toe altijd nog als antwoord: “Hoezo, de anderen komen toch ook!”

Dat klinkt toch ook een beetje zoals: „Hij daar was het, ik niet!” Het is geen antwoord. Het is gewoon een verschuilen achter anderen, net zoals Adam dat heeft gedaan. Verantwoordelijkheid opnemen is toch wel iets anders!

Om dat te kunnen moet ik eerst over mijn eigen geloof nadenken. Maar nadenken beduidt niet dat je alles gelijk moet denken en napraten wat anderen voorgedacht en voorgezegd hebben. Het gaat erom dat je je eigen gedachten ontwikkelt, dat je je eigen beslissingen neemt en daar dan ook de consequenties uit trekt. God wil geen schoothondjes die altijd braaf achter Hem aanlopen. Hij wil ook niet allemaal schapen die als vrome lammetjes midden in de kudde blijven lopen. God wil mondige mensen, mannen en vrouwen die partners zijn, die wanneer Hij hen aanspreekt duidelijke posities innemen en verantwoorde antwoorden geven. Vooral ook op de vraag die Hij aan ieder van ons altijd weer stelt: “ Wie zeggen jullie dat ik ben?”

God daagt ons uit. Hij heeft ons een unieke eigenschap gegeven: wij kunnen antwoorden! En daarom zijn we dat antwoord ook schuldig, aan Hem, maar ook aan onszelf. Wij zijn verantwoordelijk voor onszelf en voor de wereld rondom ons. We hebben verantwoordelijkheid in ons beroep en tegenover onszelf en ons geloof. Laten we die verantwoordelijkheid dan ook bewust opnemen zodat we later, aan het eind van onze rit,  daar niet als een beklagenswaardige slappeling in ons blootje voor Hem hoeven te staan, maar fier rechtop als verantwoordelijke oprechte mensen. Amen.