Waarmee zullen we het koninkrijk van God vergelijken? (2009)

Welkom

Een goede morgen aan u allen.
De ramen van de kapel vragen het ons: kijk eens naar die tuin! Alles bloeit. De bomen hebben weer hun dichte kruin en al de zaadjes, die verborgen lagen in de grond, zijn uitgeschoten tot grassen, bloemen en kruiden. Een geweldige groeikracht heeft zich weer ontplooit. Deze uitbundige levenskracht verrast ons eik jaar opnieuw en maakt ons blij. Laten we deze viering beginnen in de naam van de Vader die de aarde schiep, in de naam van de Zoon die zaaide en in de naam van de Geest die groeikracht is.
We luisteren naar de parabel van de zaaier die Willem Barcard tot gebed bewerkte.

Openingsgebed: "Een zaaier ging uit om te zaaien"

Een zaaier ging uit om te zaaien,
hij zaaide zo wijd als de wind,
zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.

Een deel van het zaad ging verloren,
een deel van het zaad werd brood,
maar niemand weet van te voren
de weg van het zaad in de schoot.

Het wordt op de wegen vertreden,
het valt in een vruchteloos graf,
het sterft aan de doornen beneden,
de vogels van boven af.

De lage, de hoge gevaren
bedreigen het kiemende graan,
maar soms kan het openbaren
de zin van het aardse bestaan.

Er is geen verwachting van leven,
tenzij in de dood van het zaad,
wij moeten de aarde vergeven
dat zij ons sterven laat.

0 Zaaier, ga uit om te zaaien
de kiem waaruit leven ontstond,
zo wijd als de winden waaien
en maak ons tot moedergrond!

Inleiding

In deze viering staan de mooie parabels over de zaaier en het zaad centraal. Die para-bels zijn vergelijkingen voor het koninkrijk van God. In het vierde hoofdstuk van zijn evangelie heeft Marcus drie parabels samengebracht over zaaien, zaad en groeikracht.
In het openingsgebed hoorden we de eerste parabel over de zaaier die uitging om te zaaien. Er valt zaad op de weg, op de rotsen, tussen de distels en in de goede aarde.
Het zaad is het woord dat wel goed ontvangen wordt, maar soms snel vergeten wordt. De tweede parabel gaat over een boer die zaait en dan de natuur zijn gang laat gaan. In de derde parabel wordt een klein mosterdzaadje een grote boom.

Hoe passen deze parabels in het evangelie van Marcus? Het evangelie van Marcus is de goede boodschap van Jezus Christus, zoon van God. In zijn evangelie onthult Marcus geleidelijk wat het betekent dat Jezus zoon van God is. Het wordt pas echt duidelijk als de honderdman onder het kruis zegt: "Inderdaad, die man was zoon van God". Wat de honderdman zegt, is de echo van het eerste vers van het evangelie. Marcus wil verkon-digen dat Jezus de messias is. De messias is een sterk en overtuigend man, hij spreekt met gezag en kondigt het koninkrijk van God aan, maar de messias zal ook vernederd worden en hij zal moeten lijden.

Marcus wil de lezer erop wijzen dat pas op goede vrijdag en op Pasen echt duidelijk wordt wie Jezus is. Pas na het kruis wordt duidelijk wie Jezus echt is. Marcus wil benadrukken dat Jezus geen zegevierende nationale held is, maar een lijdende messias. Om deze geleidelijke onthulling vorm te geven, gebruikt Marcus een literair procédé. Marcus spreekt over geheimhouding en zwijgplicht. Als Jezus duivels uitdrijft, legt hij aan de uitgedreven demonen het zwijgen op. Als hij zieken geneest, vraagt hij dat ze hun genezing niet uitbazuinen.

Ook de parabels brengen een verhulde boodschap. Marcus zegt dat Jezus tot de menigte in beelden sprak, maar aan de leerlingen meer uitleg gaf. Het woord dat Marcus gebruikt voor uitleggen, is een woord dat ook gebruikt wordt voor het uitleggen van orakels. Het uitleggen is dus een interpreteren. Uitleggen is de beelden tot leven laten komen en ze voor zichzelf laten spreken.
We luisteren nu naar die twee korte parabels die een beeld willen oproepen van het Rijk van God. Jezus spreekt op poëtische wijze over het Rijk Gods. We zullen luisteren naar de woorden, maar we laten de beelden tot ons doordringen, om de boodschap te vatten.

Preek

De parabel van het mosterdzaadje geeft hoop aan wie zich klein voelt. Jezus heeft er zeker hoop mee gegeven aan zijn kleine groep volgelingen. Marcus heeft er de kleine gemeente christenen in Rome een hart mee onder de riem gestoken. Maar in de parabel van het mosterdzaadje zit ook een stuk ironie. De mosterdboom is eigenlijk niet zo'n grote boom, veeleer een grote struik, zo'n twee meter hoog. Hij is stevig en groeit snel. Er zijn veel grotere bomen, de ceder bijvoorbeeld. Jezus vond voor zijn parabel inspiratie in een messiaans visioen van de profeet Ezechiël. God neemt een twijgje van een ceder en plant het in het bergland van Israël. De ceder wordt groot en vogels nestelen in zijn takken. De ceder die God plantte, wordt het symbool van een welvarend Israël.

Jezus herneemt dit visioen, maar vervangt de statige ceder door een nederige mosterdboom. In het mosterdzaadje zit evenveel groeikracht als in het cederzaadje, maar de mosterdboom is niet zo prestigieus als de ceder. Als we het visioen van Ezechiël en de parabel van Jezus naast elkaar zetten, voelen we de ironie. Ezechiël laat God een ceder planten, Jezus laat een mosterdstruik opschieten. In het Rijk Gods zit wel groeikracht, maar er is weinig plaats voor triomfalisme. Een zekere bescheidenheid, die toch standvastig is, is eigen aan het koninkrijk van God.

De parabel over de boer die zaait en dan rustig afwacht vinden we alleen bij Marcus. De parabel is maar vier verzen lang, maar je zou hem wel drie titels kunnen geven. Terwijl de boer slaapt. Het zaad groeit spontaan. Wacht niet met de oogst. De parabel heeft een rustig, stevig ritme. De boer slaapt en staat op, het is nacht en het is dag. Eerst een groene spriet, dan de aar en dan het graan in de volle aar. Je voelt er een opwaartse beweging in. Is dit Jezus die opgaat naar Jeruzalem?
De boer kan zeker op de sympathie rekenen van wie wil onthaasten. Hij wordt niet ongeduldig, hij manipuleert het groei- en rijpingsproces niet. De boer kan wachten, hij laat ontluiken. "Terwijl de boer slaapt" is het motto van de goede opvoeder, hij geeft kansen en vertrouwt erop dat het zaad zal ontkiemen en groeien. In het Rijk Gods zijn vertrouwen en gelatenheid gepast.
Maar ondertussen kiemt en groeit het zaad. "De aarde draagt vanzelf vrucht". In het Grieks staat er "automátè". Er moet niet van buitenaf ingegrepen worden, het gebeurt van binnenuit, het gebeurt spontaan. Zoals in de natuur spontaan gebeurt wat moet gebeuren, zo zal ook het Rijk Gods spontaan vorm krijgen.
Maar de groei komt tot voltooiing, de aar buigt door onder haar eigen gewicht. Het Rijk Gods moet tot rijpheid komen. Het zaad dat in goede aarde valt brengt dertig-, zestig-, ja honderdvoud voort.

En dan schiet de boer in actie, het graan is rijp en hij slaat er de sikkel in. De oogst roept de eindtijd op, het hemelse Jeruzalem, maar ook het aardse Jeruzalem waar Jezus' kruis stond. De sikkel en de oogst verwijzen naar Jezus' lijden en verrijzenis. Deze drie parabels leren ons dat het Rijk Gods vele facetten heeft. In het Rijk Gods heerst geen triomfalisme, maar men is er op bescheiden wijze standvastig. Er is geen drammerige prestatiedrang, maar men geeft er rustig kansen zodat het kleine zaadje kan openbloeien op zijn eigen spontane wijze. Als het zaad in goede aarde valt brengt het veel vrucht voort en kan er geoogst worden.
Laten we in deze geest samen maaltijd vieren en straks samen bidden "uw Rijk kome".