God wil dat wij leven!

Beste vrienden,

Wie kent hem niet, de beruchte boom uit het paradijs?

Op ontelbare prenten en schilderijen staat hij afgebeeld: de boom waar niemand mocht aankomen, de boom waarmee al die misère is begonnen omdat ook de allereerste mensen er niet af konden blijven.

Die boom uit het paradijs kent iedereen. Maar er zijn maar weinig mensen die weten dat die boom niet de belangrijkste was in het paradijs, dat er naast die boom van kennis van goed en kwaad nog een tweede boom in het midden van Gods tuin stond. En die boom is veruit de belangrijkste, de eigenlijke paradijsboom.

In het scheppingsverhaal staat het zeer duidelijk: “God, de Heer, liet uit de grond allerlei bomen opschieten, aanlokkelijk om te zien, en heerlijk om van te eten. Midden in de tuin stonden de boom van het leven en de boom van kennis van goed en kwaad.”

Dus stond er in het midden van de tuin nog een boom. En van de mensen werd verwacht dat ze van die boom naar hartenlust zouden eten, want hij was voor hen bestemd. In het midden van de tuin liet God de levensboom groeien, want Hij wilde dat zijn schepselen zouden leven!  

Wat in het scheppingsverhaal in beelden staat uitgedrukt, zegt de lezing van vandaag zeer duidelijk: “God heeft alles geschapen om te bestaan, en de schepselen in de wereld zijn heilzaam. Er is geen kruid bij dat verderf brengt, en de onderwereld heerst niet over de aarde... God heeft de mens immers geschapen voor een onvergankelijk leven, en Hij heeft hem tot een beeld van zijn eigen eeuwigheid gemaakt.” de levensboom in het midden van de tuin is daar het beeld voor. Hij is voor de mens bestemd, omdat God het leven wil, en niet de dood.

Maar waarom sterven mensen dan? Waarom bestaat het lijden en de dood?

God heeft lijden en dood niet gemaakt, zegt de Bijbel – integendeel. Hij heeft er alles voor gedaan dat het de mens goed zou gaan en dat zijn leven zou lukken: Eet van alles wat je wil, doe waar je zin in hebt, maar hoed je voor het eten van die ene vrucht, goed en kwaad, gewoon alles in eigen hand willen nemen, met alles je zin willen doen. Hoed je ervoor om zelf God te willen spelen – want dat wreekt zich, dat loopt zeker mis, dat komt altijd terug op je eigen hoofd terecht.

En zo gebeurde het ook. Daar stond de mens dan, blootgesteld in zijn ganse erbarmelijkheid. Heel langzaam moest hij leren begrijpen dat, overal daar waar de mensen zelf God begonnen te spelen, waar ze zich niet meer bewust zijn van hun verantwoordelijkheid tegenover hun schepper, waar ze in louter zelfverheerlijking in Gods raderwerk willen ingrijpen, dat overal daar het leven alleen maar zwaarder, moeizamer en ellendiger wordt.

En dan vinden we in het boek der psalmen een bijna berustende gevolgtrekking: “Het leven van de mens duurt zeventig, maximaal tachtig jaar. Het meeste daarvan is moeizaam en zwaar.” Zodat de dood in veel gevallen een verlossing kan zijn. God zij dank duurt ons leven niet eeuwig. God zij dank is het sterven soms ook een verlossing uit het lijden. God zij dank is er geen eeuwig lijden.

En de Bijbel probeert ons duidelijk te maken dat wij dat werkelijk aan God te danken hebben! Nadat de mens van de vrucht van de verboden boom had gegeten, nu als gevolg daarvan het leven van de mens ellendig was geworden, had God nog slechts één enkele zorg: dat de mens hopelijk niet nog de hand zou uitstrekken naar de levensboom, dat hij daarvan zou eten en dan eeuwig zou moeten leven!”

God, de Heer, stuurde de mensen weg uit de hof van Eden, opdat hij de grond zou bewerken waaruit hij genomen was. Ten oosten van de tuin stelde Hij de Cherubijnen op met een brandend zwaard om de weg naar de levensboom te bewaken – niet als straf – en ook niet om de mensen te pesten – maar enkel en alleen uit bezorgdheid om de mens, opdat hij niet van de levensboom zou kunnen eten en zijn nu ellendig geworden leven eeuwig zou maken.

Uit en voorbij! Zo zeggen het tenminste de oude grote verhalen, verhalen uit andere culturen, uit het tweestromenland, en van andere Kanaanitische volkeren. Want die hebben heel gelijkaardige overleveringen. Ook zij maken gewag van planten die nu voor de mens onbereikbaar geworden zijn, omdat ze door de goden, onbereikbaar voor de mens, worden bewaard. Dat de goden ervoor zorgen dat de mensen sterfelijk blijven en de plant van het leven niet kunnen bereiken.

Grootse verhalen, gedichten en sprookjes handelen van helden die op zoek gaan naar de plant of de bloem van het eeuwige leven, maar ze bereiken uiteindelijk niets anders dan het inzicht dat dat eeuwige leven op aarde verloren is en nooit meer bereikt zal kunnen worden.

De boodschap van de Bijbel luidt heel anders: God ontzegt de mens niets. Hij beschermt de mens alleen maar tegen het vereeuwigen van een ellendig leven.

Maar, en daar houdt God bestendig aan vast: De mens is niet gemaakt om te sterven, hij is gemaakt voor de onvergankelijkheid en niet geroepen voor de dood. God wil het leven. En om bij het beeld te blijven, Hij gaat zo ver dat Hij een nieuwe levensboom plant.

Voor ons is het kruis die levensboom geworden. In Jezus Christus, in het kruis van de lijdende dienaar, richt God zelf een nieuwe levensboom op. Midden onder ons, midden in ons eindig, door de dood overschaduwde leven. En Hij maakt ons voorgoed duidelijk, dat de dood niet het laatste woord heeft.

Het leven, dat we hier beleven en ervaren, is niet van duur, dat blijft zo God zij dank! Maar al datgene wat ons wezen uitmaakt, dat draagt God door de dood heen in een nieuwe dimensie van het leven. Hij vernieuwt, of beter nog, Hij voleindigt zijn schepping zoals Hij die heeft gewild. Hij opent nieuwe wegen, want God wil het leven, niet de dood. Hij wil dat wij leven, omdat Hij ons wil!  Amen