Piepschuim B (2012)

De socioloog Rosier die jarenlang in de slums van Latijns Amerika was
preekt over ‘de geweldige levenswijsheid
en het uithoudingsvermogen van de armen.
Eigenlijk zijn ze al vrij, vrijer dan anderen.
Alleen uiterlijk moet die vrijheid nog gerealiseerd worden
door hun verlossing van de corrupte machtssystemen
de geweldscomplexen van anderen die hen schaden. 

Marcus vertelt
dat Jesus’ Koninkrijk zich op een overduidelijke wijze openbaart:
als hij preekt bij de armen in de uithoek van Israel
bij de mensen aan het meer van Galilea.
Er worden vele genezingen gedaan
een storm wordt gestild
een legioen boze geesten wordt verdreven;
ziekte, dood en zonde lijken hun kracht te verliezen.
Het dochtertje van Jaïrus huppelt weer rond
het kan niet op.

Indrukwekkend en hoopvol wat er gebeurde dus in die streek
dan komt vandaag de anticlimax. 

Jesus verlaat zijn geliefde Kafarnaüm waar zoveel wonderen gebeurden.
In deze grensplaats werden werkelijk barrières doorbroken. 
Die tussen vroom en niet-vroom, tussen heiden en jood,
ja zelfs die tussen dood en leven.

Jesus gaat daar weg en komt in zijn vaderstad
en nu worden we na alle vreugde over Jesus’ successsen
ruw op de grond gesmakt:
de voortgang van de verkondiging van het van het Koninkrijk stagneert.

Met opzet vermeldt Marcus niet de naam van die vaderstad. 
Zo kunnen wij bij de beschrijving van dit duffe plaatsje
gemakkelijker de naam invullen die ons zelf passend lijkt,
helaas zal dat geen erenaam mogen zijn:
het is de stad van ‘laat maar’, ‘maak je nier druk’.
Het zal duidelijk worden dat deze vaderstad eigenlijk overal kan liggen
en oorlogen en crises helaas steeds weer overleeft. 

Zijn de mensen van die stad die Marcus beschrijft slecht? 
Daar wordt niets over gezegd. 
Het is alleen een stad waar niets veranderen kan.

In Marcus' verslag wordt Jesus rustig in de synagoge ontvangen. 
De voorlezing uit de Tora wordt braaf aanhoord. 
Het verhaal van vandaag lijkt op het verhaal zoals Lucas dat vertelt’
we lezen dat ieder jaar bij de oliewijding (Lc.4,21 e.v.).
wanneer een heel programma wordt aangekondigd:
een genadejaar voor de Heer, vrijlating van de gevangenen,
blinden zien, doven horen
en aan armen wordt de blijde boodschap verkondigd.

Bij Lucas is er een hevige reactie: positief en negatief:
ja sommigen willen Jesus zelf van de berg buiten de stad
in de afgrond storten.

In het evangelie van vandaag in deze vaderstad zonder naam
is de reactie kalmer. Gematigd positief om te beginnen.
'Allen betuigden hun instemming’ maar ook
wel wat suffig:
‘ze verwonderden zich wel over zijn woorden van genade'. 

Er wordt niet ontkend,
dat Jesus bijzondere daden heeft verricht maar de vraag,
die iedereen in onzekerheid brengt,
is in dit verhaal: wat moeten wij hiermee aan? 
Is deze de Messias? 
Hij komt hier vandaan, moet het hier gebeuren? 
Ze weten geen raad met de verschijning van deze timmerman-redder.

Geen oppositie dus, maar onbegrip. 
Ze lazen iedere sabbat in de profeten
maar die moeilijke visioenen werden niet verstaan. 
Hij tast 'in piepschuim' en DAT IS VRESELIJK!

Geen enkel teken kan hij hier doen. 
De geschiedenis van het Koninkrijk kan simpelweg niet doorgaan. 

Niemand heeft 'last' van visioenen. 
Alles zal bij het oude blijven, niemand is onzeker of onrustig:
'We weten alles al ... doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg.'
Tegen deze loomheid is zelfs de Heer niet opgewassen.
En, wat het ergste is: deze vaderstad is inderdaad van alle tijden. 

Ja zult u zeggen: de wereld buiten de kerk gelooft het wel.
Maar waarschijnlijk moeten we het ons zelf aantrekken:
de kerk gelooft het soms ook wel
en heeft weinig verwachtingen van goede dingen die kunnen gebeuren.
Misschien is ze zelf niet visionair genoeg
om open te staan voor Gods vernieuwende kracht.

Terug naar de vaderstad:
‘Jesus kon er geen wonderen doen’
Maar gelukkig is deze geslotenheid
volgens Marcus' verhaal toch niet algemeen
want we lezen:
'Hij kon daar geen enkel wonder doen,
behalve dat hij een klein aantal zwakken genas,
die hij de handen oplegde.'
Waarom kan hij wel zijn tekenen volbrengen met die zwakke sjlemielen'
en waarom genas hij die anderen niet? 

Antwoord: omdat die anderen niet te genezen waren. 
Iemand die denkt dat hij geen genezing nodig heeft
kan ook niet genezen worden.

Niets is erger dan de eigenwijze domheid van de 'zekere' mens. 
De armen en de zwakken van de stad
zijn echter in staat met andere ogen te kijken
dan de mensen die deel uitmaken van de bestaande of de religieuze orde. 

II. Gelukkig dat er profeten blijven komen
mensen die anderen willen oppeppen
al lijkt het soms op trekken aan een dood paard.

De profeten komen met grote regelmaat
toen in Israël en nu in onze dagen hier
om het vrome volk  bekritiseren en uitschelden,
u hoorde dat vandaag ook weer.
Maar tegelijkertijd ligt in hun kritiek vaak ook
een belofte van herstel,  troost en vernieuwing besloten. 
Ezechiël moet in Babel de uit Jeruzalem gedeporteerde joden
proberen wakker en gelovig te houden. Een hele opgave. 
Volgens de rabbijnen was de ballingschap in Babel erger
dan de slavernij in Egypte. 

In Egypte werden de kinderen Israëls geslagen,
ze hadden bijna niets te eten, maar vertrouwden op de Heer. 
In Babel werden ze niet geslagen, hadden ook genoeg te eten,
maar vergaten de Heer die hen ooit had bevrijd
en hun in de woestijn ooit het Manna had gegeven voor iedere dag. 

De ware profeten hadden steeds verklaard
dat de verlossing uit Babel lang op zich zou laten wachten. 
De echte profeet zal alleen maar zeggen:
blijf wakker, blijf luisteren
er zullen, als je goed luistert,
signalen komen waar je wakker door kunt worden.

Ezechiël doet de belofte
dat er als niemand het meer ziet zitten
een nieuwe profeet zal komen die je zal wekken.

Hij zal geen bevrijder zijn die alle ellende even komt wegnemen. 
Hij is de bode van God die de onrustbarende boodschap brengt:
jij zult zelf voor God, zijn Tora, zijn Koninkrijk moeten kiezen. 
De werkelijk terzake doende troost van Ezechiël is
dat de profetie in Israël nooit zal ontbreken!

Jesus is zo’n nieuwe profeet, DE nieuwe profeet
die zijn 'vaderstad'  probeert te wekken.

Over de inhoud van Jesus' preek in zijn vaderstad
krijgen wij niets te horen bij Marcus. 
Wat anders zal Jesus gezegd hebben dan:
'De tijd is vervuld en het Koninkrijk is nabijgekomen,
bekeert u en gelooft het evangelie' (Mc. 1,14).
De kleinen herkenden hem
en dat geldt tot in onze dagen.
Jesus was verbijsterd over het ongeloof van de meesten in zijn vaderstad
en gaat daarom maar weg.
Hij trekt verder rond door de dorpen in de omtrek. 
Hij geeft onderricht en heeft zijn hoop gesteld op goede verstaanders.

Neen mensen voor wie geloof een gewoontezaak is
of sleur zullen het nooit snappen;
wel de mensen die zich blij verbazen kunnen
over het altijd weer nieuwe van ons geloof
die zullen het begrijpen
Misschien kunnen wij proberen zulke verstaanders te zijn?