19e zondag door het jaar B - 2021

Zusters en broeders,

Vandaag is het 8 augustus, dus is de vakantie voor velen  al voorbij, voor anderen blijft ze nog even duren. Maar voorbij of niet voorbij, voor velen is die vakantie niet direct een tijd  waar ze met plezier zullen aan terugdenken, want voor hen viel ze letterlijk in het water. De zondvloed die Wallonië tweemaal trof heeft niet alleen veel mensenlevens gekost, maar ook duizenden mensen van hun hele hebben en houden beroofd, en huizen, wegen, scholen, campings, auto’s totaal verwoest. Vlaanderen werd minder getroffen, maar ook hier kwamen veel overstromingen voor. Kort gezegd: voor velen werd deze vakantie een nachtmerrie, en het bleef niet bij de zondvloed, want er was en er is ook nog altijd covid-19 die de horeca, de shoppingcentra en de evenementenondernemingen maandenlang heeft geteisterd en dikwijls nog teistert. Al die miserie leidde heel dikwijls tot moedeloosheid en berusting en ook tot het gevoel van ‘ik geef het op; ik kan er toch niets aan veranderen.’

Moedeloosheid en berusting: dat is wat ook de profeet Elia in de eerste lezing overvalt, zelfs zo erg dat hij aan God vraagt hem te laten sterven, want hij heeft toch alles opgegeven. Verwonderlijk is dat niet, want de plaatselijke koningin wil zich wreken op hem omdat door zijn toedoen tientallen profeten van de afgod Baäl werden vermoord. Maar opgeven staat bij manier van spreken niet in het woordenboek van God onze Heer, dus zendt Hij een engel naar Elia, en die verplicht hem te eten en te drinken wat hij hem heeft gebracht. Elia houdt daar zoveel kracht aan over dat hij veertig dagen en nachten door de woestijn kan trekken, tot bij de berg Horeb, de berg waar God de Heer een verbond heeft gesloten met zijn volk.

De kracht van voedsel: het lijkt heel normaal, maar zoals we in het evangelie zien, mogen we het niet letterlijk verstaan. Het gaat immers niet om voedsel dat we nodig hebben om te overleven, maar om grenzeloos geloof en vertrouwen in God. Jezus maakt dat duidelijk wanneer Hij zegt: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.’ Dat brood moeten we dus niet letterlijk nemen, het is geen manna dat uit de hemel valt, nee, het is God zelf die in de persoon van Jezus mens is geworden, en die ons voedt met zijn woorden en daden van liefde, vrede en gerechtigheid.

De toehoorders van Jezus hebben het moeilijk met die woorden. Hoe kan Hij uit de hemel neergedaald zijn? Hij is toch de zoon van Jozef en Maria? En hoe kan Hij beweren dat Hij door God zelf is gezonden,  en dat Hij hen die in Hem geloven zal doen opstaan op de laatste dag? Jezus maakt het nog ingewikkelder wanneer Hij zegt: ‘Het brood dat Ik zal geven is mijn vlees, ten bate van de wereld.’ Ook al begrijpen ze zeer goed dat ze het woord ‘vlees’ niet letterlijk moeten nemen, dat het staat voor Jezus’ boodschap van liefde, vrede en gerechtigheid,  dan nog kunnen ze niet geloven dat hun dorpsgenoot het woord van God is dat leven geeft in eeuwigheid.

En daarmee wordt de kern van het verhaal duidelijk, en die kern is de problematiek van het geloof. Duidelijk blijkt dat geloven niet zomaar een bagatelletje is dat het kleinste kind een pleziertje bezorgt. Dat is het absoluut niet. Geloven is een probleem waar heel veel mensen geen oplossing voor vinden. Dat wordt uitdrukkelijk geïllustreerd in het evangelie. Even voordien hebben de toehoorders de broodvermenigvuldiging meegemaakt, hebben ze dus gezien dat Jezus het totaal onmogelijke mogelijk maakt, en toch kunnen ze niet in Hem geloven. Of willen ze het niet? Maar wat het ook is, het tekent de vrijheid die God de Heer aan alle mensen, dus ook aan ons, geeft. Hij verplicht ons niet in Hem, in Jezus te geloven, want Hij respecteert de vrijheid. Maar Hij maakt wel duidelijk dat de mens niet in Hem kan geloven als hij niet in Jezus gelooft. Daar laat Jezus geen twijfel over bestaan. ‘Niemand kan tot Mij komen als de Vader die Mij zond hem niet trekt’, zegt Hij. Jezus is dus onbereikbaar zonder de Vader, en de Vader is onbereikbaar zonder Jezus.

Zusters en broeders, het zijn  woorden om over na te denken, ook voor hen die heel moeilijke tijden doormaken, want het zijn woorden die de kern vormen van ons geloof, en ze kunnen troost en sterkte bieden. Alleen als we in Jezus geloven, dat wil dus zeggen: alleen als we leven naar zijn woorden en daden van liefde, vrede en gerechtigheid, kunnen we de weg vinden naar God. De weg die van de schepping een hemel op aarde maakt voor alle mensen. Amen.