Van belijden komt lijden

 

Na de lezing van het evangelie tijdens de eucharistie besluit de priester of de diaken vaak met de woorden: “Aldus de blijde boodschap.” Zou hij bij bepaalde lezingen niet eerder moeten zeggen: “Zo luidt de harde en veeleisende boodschap van de Heer Jezus”?

Een veeleisend woord

Jezus stelt zware eisen. Hij vraagt immers van hen die Hem willen volgen dat elk van hen zijn of haar kruis opneemt (Mc. 8,34). Deze oproep is de kern van het evangelie van Marcus. Hij noteert al in zijn eerste hoofdstuk dat Jezus aan zijn opdracht begint nadat Johannes is gevangen genomen. Dit voorspeelt weinig goeds voor hem die het erfgoed van Johannes ter harte nam. Jezus belooft geen gemakkelijke weg. Hij dwingt nochtans niet. Niemand moet Hem volgen. Hij nodigt uit en Hij erkent de vrije keuze van de mensen. “Wie Mij wil navolgen…” zegt hij. Kiezen voor hem brengt echter het kruis mee. In zijn boek Navolging heeft Dietrich Bonhoeffer dit klaar onderstreept.

Jezus moet lijden en verworpen worden krachtens goddelijke noodzakelijkheid. Elke poging, het noodzakelijke te verhinderen, is satanisch. Zelfs of juist daar, waar die uit de kring van de discipelen komt; want die wil Christus niet Christus laten zijn. Dat het Petrus, de rots van de kerk is, die zich hier schuldig maakt direct na zijn belijdenis van Jezus Christus en na zijn aanstelling door Hem, laat zien, dat de kerk van meet af aan zelf aanstoot neemt aan de lijdende Christus. Ze wil niet zo’n Heer en ze wil zich als kerk van Christus niet de wet van het lijden door haar Heer laten opdringen. Het protest van Petrus is zijn onwil zich te schikken in het lijden. Daarmee is de duivel in de kerk gevaren. Hij wil haar van het kruis van haar Heer losrukken.

 

Zo is voor Jezus de noodzakelijkheid gegeven het moeten van het lijden nu ook duidelijk en ondubbelzinnig op zijn discipelen te betrekken. Waar Christus alleen Christus is als de lijdende en verworpene, zo is de discipel alleen discipel als de lijdende en verworpene, als de medegekruisigde. De navolging als gebonden zijn aan de persoon van Jezus Christus plaatst de volgeling onder de wet van Christus, dat wil zeggen onder het kruis.”

Omwille van het kruis roepen de woorden van Jezus weerstand op. Een kruis is zwaar. Het staat zo haaks op onze dromen en wensen, die juist gericht zijn op lukken. Jezus is tegendraads. Hij stelt zelfverloochening als een van de voorwaarden om hem te volgen. Dit is iets anders dan de luide oproep tot zelfontplooiing en zelfverwerkelijking. Met al ons spreken over geluk vergeten wij de kwetsbaarheid, waar we allen sporen van dragen (Dirk de Wachter, Borderline times). Het verschil tussen patiënten en niet-patiënten is misschien niet zo groot!

De wet van het loslaten

Wij hebben een lange weg af te leggen om de visie van Jezus over te nemen. Hij stelt dat wij ons leven winnen door het te verliezen. Wie niets kan loslaten en alles voor zich wil behouden zal uiteindelijk verstikken. We kunnen maar groeien in de mate dat we aan het bestaande ontgroeien. Contacten met medemensen houden telkens een risico in doordat wij daarvoor uit onszelf treden, gevoelens en gedachten prijsgeven.

Reninca, voor velen nu een onbekende dichteres, maakte in een van haar gedichten beschouwingen bij twee geschenken, bij een kruis en een kroon. Reninca is het pseudoniem van de dichteres Renée Lauwers (1923). Reninca staat voor renata in caritate (herboren in liefde).

De kroon betoverde haar terwijl het kruis haar ergerde. Ze wierp het kruis weg en verloor daarbij de kroon. Ze ontdekte daarna de harde en diepe zin van het kruis. Ze voelde zich daardoor verbonden met het kruis van Jezus zelf.

Een kroon en een kruis hebt gij mij in de handen gelegd.

Met een jubelkreet heb ik de kroon aanvaard en met stille verwondering het kruis, als een kind dat een geschenk ontvangt en niet begrijpt of het er blij moet om zijn of bedroefd.

 

Met die kroon en dat kruis hebt gij mij laten spelen zoveel het mij lustte en verdiept in het spel heb ik U vergeten die wacht naast mij.

 

Beurtelings heb ik uw beide geschenken betast en bestreeld en geliefkoosd: zij kwam beide van U.

De kroon heeft mij begoocheld: alle aardse en wereldse schoonheid lag in haar gevat als verblindende juwelen.

 

Het kruis heeft mijn handen gekwetst: toornig heb ik het weggeworpen.

Maar onder het schrijnen van mijn wonden verstild ben ik opgestaan: de flonkerende kroon rolde mij uit de schoot – en knielend heb ik het kruis aangestaard, dat wonderlijke, dat wonderlijkste geschenk van U.

Zijn ruwe hoekigheid bedwelmt niet, als de weke houding van de kroon, maar uit zijn schamele scherpte wijst een mysterie de oneindigheid in.

 

En dan heb ik U bezien, die van in het begin mij gadeslaat, en zonder woorden alles wist.

 

Gij hebt mij bezield met ongewone kracht en tederheid: ik heb Uw kruis omhelsd en toen ik het omhelsd had, wist ik dat hij mij toebehoorde, wist ik dat het mijn kostelijkste schat was en mijn diepste blijdschap.

Want het kruis is onuitputtelijke werkelijkheid en duurzame zege.

Het kruis is de weg met U naar U. Het kruis is de sleutel van uw hart.

Beleefd door Jezus

Jezus was de eerste kruisdrager. Hij nam het zware kruis op zijn schouders en droeg het tot op Golgota.

De Heer aanvaardt het hout
dat Hem zal dragen.

Hij laadt het leed der wereld
op zijn schouders
en kiest de dood opdat wij leven zouden.

Een kruisweg is zijn weg

Toen en altijd.

Het paradijs ligt achter de woestijn.”

(Anton van Wilderode)

In het leven van Jezus is de wet van verliezen en winnen in vervulling gegaan. Door zichzelf weg te schenken als de man voor anderen is hij blijven leven. Eenmaal alles voorbij, kan van zijn leven beaamd worden dat het lijden, het kruis, de zelfverloochening de geslaagde weg was. Toch hebben de leerlingen daarmee moeite gehad. Wanneer ze hem volgden, dachten ze aanvankelijk niet dat ze een man op de kruisweg zouden ontmoeten. Zij stelden hun verwachting in de heerlijke doorbraak van Gods aanwezigheid. Wanneer zij in Galilea geroepen werden tot de kring van de Jezus’ volgelingen was de schaduw van het kruis er nog niet. Jezus had toen blijkbaar gehoor bij het volk. Hij oogstte instemming. Mensen met allerlei kwalen vonden bij hem redding. Zijn faam verspreidde zich over heel Galilea (Mc. 1,28). Aldra krijgt Jezus tegenstanders. Zijn zending lokt verzet uit. Jezus vervolgt zijn weg. Hij zoekt het kruis niet. Hij ontmoet het omdat hij rechtdoor ging.

Binnen het Joodse geloof groeide het inzicht dat God aanwezig is in het lijden van zijn volk. De profeet, we noemen hem de Deutero-Jesaja, sprak over een lijdende Dienaar. Jezus verbindt de verwachting van de komst van de Mensenzoon met het beeld van de Lijdende dienaar. Hij brengt zijn leerlingen het inzicht bij dat de Mensenzoon veel zal moeten lijden (Mc. 8,31).

Belijden doet lijden

De leerling staat niet boven de meester. De navolging van de leerlingen verloopt volgens het levenspatroon van Jezus. Hem belijden brengt lijden mee. De afwezigheid van het kruis in ons leven verplicht ons te bevragen of dit niet komt doordat ons getuigenis zo lauw is zodat het geen reactie meer uitlokt. Sören Kierkegaard had een harde kritiek op zijn al te gesettelde kerk. Wie consequent christen is, ontkomt niet aan het kruis. De vorige eeuw bezorgde ons een lange lijst van de slachtoffers van het nazisme en het stalinisme, martelaren in de moderne tijd. De 21° eeuw heeft daaraan al een nieuwe lijst toegevoegd van gefolterde en vervolgde christenen, onder meer in het Nabije Oosten.

Een kruis dragen

Het kruis was een schandpaal. Het was een afschuwelijk executie-instrument. Tijdens de Romeinse overheersing zijn honderden mensen aan een kruisbalk opgehangen. Het kruis is voor christenen geleidelijk een overwinningsteken geworden. Het is als dusdanig zelfs misbruikt om tegenstanders klein te krijgen en op de knieën te dwingen. Het kruis is symbool voor alles was drukt. Het is een vervelende dwarsbalk.

In het Duitse Mariaheiligdom Altötting liggen bij de ingang van de bedevaartplaats een aantal kruisen. Regelmatig zijn er pelgrims die een kruis opnemen en het rond de basiliek dragen. In Veurne nemen elk jaar in juli, vele pelgrims deel aan de boeteprocessie. Gekleed in pij, dragen ze een kruis.

Zijn leven winnen

Een bergbeklimmer stapte tijdens een sneeuwstorm in het gebergte met een Tibetaan. Hij zag een man die naar beneden gestort was. Hij zei tot zijn metgezel: “We moeten daar naartoe en de man helpen.” Zijn metgezel antwoordde: “Niemand kan van ons verlangen dat wij ons om hem bekommeren als wij zelf in gevaar zijn.” Waarop de eerste zei: “Moeten wij sterven, dan nog beter te sterven terwijl wij anderen helpen.”

De Tibetaan keerde zich om en ging verder. De bergbeklimmer daalde naar beneden naar de neergestorte man. Hij hief hem moeizaam op zijn schouders en droeg hem naar het dal. Hij kreeg warm door zijn inspanning en deze warmte ging over op de verstijfde gekwetste man. Onderweg vond hij zijn vroegere begeleider in de sneeuw. Moe, had deze zich neergelegd en was bevroren.

Ik had zelf een mens willen redden, maar ik redde mijzelf.” Zo besloot deze bergbeklimmer het verhaal over zijn bewogen tocht. Wie zijn leven prijsgeeft zal het winnen.