Het verroeste zilver

 

Jacobus schudt ons wakker. Hij bevraagt ons individueel en collectief naar onze omgang met rijkdom en onze inzet voor verdelende rechtvaardigheid.

Maar wij rijken, ach, wij blijken hard en onverstoord

Duizenden hebben het essay gelezen van Stéphane Hessel (1917, Neem het niet! Indignez-vous!

 

De schrijver van de Jacobusbrief behoort tot zijn voorlopers. Er steekt veel verontwaardiging in zijn brief. Verontwaardigd zijn, dit is weigeren wat onacceptabel is. Aanklacht is begin van verandering.

Je zit niet gemakkelijk op je stoel als de schrijver van de Jacobusbrief aan het preken gaat. Spreekt hij over rijken die voor hem zitten of over mensen daarbuiten? Jacobus is niet mals aan het adres van rijken, wanneer deze armen minachten en uitbuiten. Waar leven geschonden wordt, wordt God geschonden. De hedendaagse Jacobus is betrokken bij de duizenden vluchtelingen van vandaag. Hij maakt vergelijkingen tussen het Europa van Angela Merkel of dat van Viktor Orban.

Een rijke wordt meer ontzien dan een arme (Jak. 2,1-9). Zij hadden hun loge in de kerk en hun eigen kerkstoel. Zonder het mecenaat van rijken zouden een aantal kerken nooit gebouwd zijn en gemeubileerd.

In de Jacobusbrief ademt de geest van Amos. Lucas is niet ver af met zijn parabel over de rijke vrek en de arme Lazarus. Hij verwijt de handelaars dat ze plannen maken zonder God er in te erkennen (Jak. 4,13-17). Hij richt zich vooral tot de grootgrondbezitters. Op het Palestijnse platteland heersten scherpe sociale tegenstellingen. “Behalve een kleine middenklasse van handwerkslieden waartoe Jozef, de aardse vader van Jezus behoorde, was er de grote massa van het proletariaat, de dagloners die niets bezaten, en daartegenover de grootgrondbezitters. Een tweeklassenmaatschappij, extreem rijken en de grote schare van zeer miserabele armen met een zeer slappe tussenlaag van vaklieden” (L. Floor, Jacobus, brief van een broeder, Kampen, p. 161).

In gevarieerde vormen lopen deze tegenstellingen doorheen de geschiedenis. Ze verscherpten bij de opkomende industrialisatie met de concentratie van een proletariaat in de buurt van de fabrieken. Waar voorheen de werknemer oog in oog kon staan met zijn werkgever, is dit nu meestal vervangen door beheerraden, ver weg. Zij beslissen over het lot van mensen, sluiten en verplaatsen industrieën. De bankencrisis toonde het inpak van speculatie en casinokapitalisme.

Heel wat analisten kanten zich tegenwoordig tegen de kwalijke uitwassen van het neoliberalisme. Die economische ideologie richt wereldwijd ravages aan, drijft mensen in de werkloosheid en genereert zowel materiële als spirituele armoede, want veel mensen belanden in een depressie omdat ze zich nutteloos en machteloos voelen. En dat alles omdat de winsteconomie verafgood wordt ten koste van de mens” (André-Jozef Léonard, Handelen als christen in leven en wereld, Halewijn, 2011, p. 68).

God die leven hebt gegeven, dank voor het dagelijks brood

Staan we machteloos? Jacobus reageert tegen de uitbuiting van de sociaal geringe door de rijke. Een erg kwaad is dat zij het rechtmatig loon van een dagloner achterhouden. Ze bestelen hem en verrijken zich. Ze hebben de Joodse wet niet onderhouden, die voorschrijft dat de dagloner aan het einde van de dag uitbetaald wordt (Lev. 19,13; Dt. 24,15). Jacobus geeft een aanzet tot de sociale leer van de kerk. Het loon van de werkman achterhouden! De catechismussen hebben dit kwaad steeds aangeklaagd. Ze gebruikten daarvoor zelfs een weinig christelijk woord en spraken over ‘wraakroepende’ zonden. “De wraakroepende zonden zijn deze vier: vrijwillige doodslag, onkuisheid tegen de natuur, verdrukking van armen, weduwen en wezen, onrechtvaardig achterhouden van het loon der werklieden” (Catechismusvraag 224).

Niet voor schuren die niet duren, gaaft Gij vruchtbaarheid

Jacobus is niet tegen rijkdom. Hij haalt de evidente waarheid aan dat goederen niet eeuwig zijn. Rijken hebben verantwoording af te leggen tegenover Christus, die wederkeert. Rijkdom is geen zonde. “De katholieken mogen de economie niet de rug toekeren, want het aardse geluk van de mens is grotendeels afhankelijk van de kwaliteit van die economie” (Ib.).

Het drama van de neoliberale ideologie is dat zij de markt heilig verklaart en alle andere waarden daaraan opoffert. Zo wordt de mens een inwisselbaar product en wordt zijn sociaal bestaan beoordeeld op grond van criteria als nuttigheid of solvabiliteit” (Ib.). Met veel andere pleit een christen voor de waardigheid van elke mens. Hij moet durven optreden vanuit een voorkeurliefde voor de armen. “De economie die in dienst staat van de sterksten wordt helemaal barbaars wanneer ze vergeet dat de staatsmacht zich in dienst moet stellen van de zwaksten en wanneer ze deze laatsten hardnekkig blijft demoraliseren, wat allerlei maatschappelijke problemen en politiek extremisme in de hand werkt” (Ib.).

Dat ons leven zelf vruchtbaar zij

Drie plichten hebben we ten aanzien van de grote uitdagingen van onze tijd. Allereerst moeten we erkennen dat individuele of collectieve hebzucht een verspilling betekenen en deze ook aanklagen. De sociale leer van de Kerk kan ons daarbij helpen, op voorwaarde dat we de moeite nemen om die goed te bestuderen. Het is een schat die nog veel te weinig wordt aangeboord. Vervolgens moeten we, geïnspireerd door deze sociale leer, ijveren voor meer rechtvaardige maatschappelijke structuren. Ieder moet dat doen volgens de eigen verantwoordelijkheid, zeker wanneer die economisch of politiek is. Ten slotte moeten we kritisch zijn voor onze eigen gehechtheid aan geld en bezit en daar praktische gevolgen aan verbinden, zodat we ons niet bezondigen aan wat Johannes ‘het pronken met bezit’ noemt (cf. 1 Joh. 2,16)” (Ib. p. 70).

Hoeveel armen kennen we bij naam? Welke contacten hebben we met hen? Hoe zijn we betrokken in ATD, bij mensen met een laag inkomen? Welk engagement nemen we op in het bedrijf waar we werken?

Paus Franciscus heeft al zo dikwijls de ongelijke verdeling van de rijkdom aangeklaagd. Hij eindigt zijn groene encycliek  Laudato si met dit gebed:

O God, Drie-één,
verheven gemeenschap van oneindige liefde,
leer ons U te schouwen
in de schoonheid van het universum,
waar alles ons van U spreekt.
Wek onze lof en dankbaarheid
voor elk wezen dat Gij geschapen hebt.
Geef ons de genade
ons innig één te voelen met al wat bestaat.

God van liefde, toon ons
onze plaats in deze wereld
als instrument van Uw genegenheid
voor alle wezens van deze aarde,
omdat geen enkel door U vergeten wordt.
Verlicht de machthebbers en geldbezitters
opdat zij zich hoeden voor de zonde van onverschilligheid,
het algemeen welzijn liefhebben, de zwakken begunstigen,
en zorg dragen voor deze wereld waarop wij wonen.
De armen en de aarde smeken:
Heer, grijp ons
door Uw macht en Uw licht
om elk leven te beschermen,
om een betere toekomst voor te bereiden,
opdat uw Rijk van gerechtigheid, vrede, liefde en schoonheid zou komen.
Geloofd zijt Gij. Amen.