25e zondag door het jaar (2006)

Beste dorpsgenoten,

Wat een onverwachte verrassing dat we na een zomertijd met veel regen en veel te kou nog zo'n mooie en warme dagen gehad hebben. Als ik dan al die tractors voorbij hoor denderen, zelfs in de weekends vraag ik me af of die harde werkers er aandacht aan kunnen geven dat het zo'n mooi weer is. Of zijn ze als bijen die alleen maar de hele dag heen en weer moeten vliegen zonder ooit als een vlinder eventjes in de zon kunnen zitten. Ik gun hen dat zij zich af en toe als een vlinder voelen of als de schepper op de zevende dag, toen hij uitrustte en zag dat het goed was wat hij gedaan had.

De eerste lezing herinnert ons aan een harde werkelijkheid. Het zijn de ongelovigen en de bozen die willen zien of de rechtvaardige bijzondere bescherming van God geniet. En u weet wel wat ze te zien krijgen: God komt niet tussen beiden als ze de rechtvaardige vernederen en klein krijgen.

Socrates, een wijze man die in Griekenland leefde in de vijfde eeuw voor Chr. werd ter dood gebracht omdat zijn manier van leven een aanklacht was tegen degenen die er maar op los leefden. Wat hem overkwam werd uitgelegd als een voorspelling van wat Jezus van Nazareth zou overkomen zoveel eeuwen later.

En in het evangelie horen we hoe Jezus zijn dood voorspelde. En toen ze thuis waren, vroeg Jezus hen waarover ze gepraat hadden. Niet over het feit dat Jezus ter dood zou worden gebracht maar over de vraag wie van hen de grootste was. En dat kun je verstaan als: wie is het rijkste, wie heeft de meeste invloed, wie kan het beste sjoemelen en de boel belazeren.

Het verhaal lijkt ons in te prenten dat het je niet veel oplevert als je probeert als een goed mens te leven. "Wie de eerste wil zijn, moet de laatste van allen worden en de dienaar van iedereen." Het is alsof Jezus het niet helemaal gezegd kan krijgen wat hij bedoelt. En daarom neemt hij een kind op en omarmt het. In zo'n kind kent Jezus zichzelf terug. Hij wil er niet gemakkelijk over praten dat het vaak de goede mensen zijn, mensen die juist geen pantser van macht of geld om zich heen hebben, die de klappen krijgen. Met het kind dat hij vasthoudt wil hij zeggen dat het gaat om een diep vertrouwen. Hij herinnert zich misschien het psalmvers (131): "Heer, mijn hart is niet hovaardig, mijn ogen richten zich niet in de hoogte, ik loop geen grote dingen achterna, nee, ik ben tevreden, mijn ziel is rustig geworden, zoals een kind op de schoot van haar moeder, zoals een kind is mijn ziel in mij." Die houding, dat vertrouwen heeft Jezus gemaakt tot de man die blijft boeien.

Dat het zo moge worden.