Ten onderste boven

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Uitzonderlijke persoonlijkheden uit de geschiedenis dragen soms de bijnaam ‘de grote'. Om tot de groten te behoren of onder de weldoeners van de mensheid te worden gerekend moet je absoluut nog geen heilige zijn. Denk maar aan Alexander de Grote, of aan Herodes de Grote, en de gruweldaden die ze bedreven. Ook onze Karel de grote gaat op dat stuk niet vrij uit. Nietzsche merkte eens al spottend op: "Er heeft nog geen grote geest zonder waanzin bestaan. Mensen die naar het grote streven zijn gewoonlijk slechte mensen'. Pure levenswijsheid stelt het kleine boven het grote. Zo zegt een spreekwoord uit Angola: "Spot niet met de kleine kern, eens zal het een palmboom zijn.,, Of een uit Japan: "Zodra de kleine bron stopt, drogen de grote rivieren uit". Een woord uit Abessinië wijst op de vergankelijkheid van het grote en de bestendigheid van het kleine: "De kleine sterren schijnen altijd terwijl de grote zon dikwijls ondergaat". Maar wij laten ons niet belezen door deze volkswijsheid.

In onze maatschappij zien wij het tegengestelde, mijn tandpasta moet ‘super' zijn, mijn reis altijd ‘grandioos', mijn hotel is ‘firstclasse'. Wat niet super of maxi is, niet exclusief, is niet interessant. Als je niet de eerste bent in de hitparade, vergeet het dan maar. Zo houden wij samen onze prestatiemaatschappij in stand. Wij klasseren direct de mensen, die boven op de ladder staan als goeden en diegene die onderaan zitten als minderwaardig. De eerste en de laatste.

Jezus leert ons heel andere maatstaven te hanteren vooraleer men gaat oordelen over de eerste en de laatste, de grootste en de kleinste.
Hij neemt een kind zet het in hun midden en zegt: "Wie zo een kind opneemt die neemt Mij op!" Dit kind staat daar in naam van alle eenvoudige mensen die nog niets uitzonderlijks hebben gepresteerd, die verder nog geen naam hebben gemaakt of carrière, die nog niet bewezen hebben wat ze in hun marge hebben.

Wie naast hen wil staan, hen in het midden van zijn leven en betrachtingen plaatst, heeft begrepen waar het in het leven op aankomt: gewoon mens te zijn te midden van de mensen, elkaar niet overtroeven, niet de eerste willen zijn. Wie een van deze mensen in huis haalt, haalt God zelf in huis, deelt de zorg en de verantwoordelijkheid van God. Etty Hillesum, een Nederlandse die in het concentratiekamp haar leven liet, zei zonder enige pretentie: "Ik wil God helpen om Hem zijn zorg voor mensen waar te helpen maken,"

Echt zalig is niet de mens die iedereen achter zich laat, maar hij die weet hoe onschatbaar het is één van hen te mogen zijn, elkaar tot heil en die elkaar niet willen missen. Jezus heeft de titel van ‘de Grote' in de geschiedenisboeken nooit gekregen. Maar toch heeft Hij in de geschiedenis een uitzonderlijke plaats verworven. Door zijn leefregel van "dienen" in plaats van heersen heeft Hij de bevrijdende, centrale plaats in de wereld verworven. Bij Jezus is grootheid dienst.

Dus als we dat begrijpen, als we ons deze leefregel van Jezus opleggen, mogen we ons zijn volgelingen noemen. Dat schijnen we niet ‘Groot', maar zijn we groot in de ogen van God.