Het geheim van de ricinusstruik

Beste vrienden,

In een oud joods verhaal wordt verteld dat een man naar de dorpsrabbi ging om hem in een belangrijke zaak om raad te vragen. De vrouw van de rabbi  vroeg hem te wachten, omdat er iemand bij de rabbi was om te biechten. Het wachten duurde lang! Af en toe drong er gelach door de wand van de spreekkamer naar buiten. Plots veranderde dat lachen in een echt onhoudbare schaterlach. En juist wanneer de bezoeker woedend wou opstaan en weggaan omdat hij schoon genoeg had van al dat wachten, ging de deur van de spreekkamer open en de Rabbi kwam met zijn bezoeker naar buiten. Bij beide liepen de lachtranen over de wangen. De gast sneerde kwaad: „Is dat nu een manier om voor God biecht te horen?” Maar de Rabbi antwoordde: "Broeder, wees gerust en wees blij met ons, want onze broeder hier heeft begrepen dat zijn zonden zo idioot en zo dom waren dat je er alleen maar hartelijk over kan lachen.”   

Kan je over schuld en zonde lachen? Het valt me op dat het geheim van de “omkeer” juist op die bladzijden van de Bijbel te vinden is die we, losjes gezegd, als een soort “geestelijk stripverhaal” zouden kunnen omschrijven. Voor mij behoort het kleine boekje van de profeet Jona daar ook bij. Het begrip “bekering” is in dit boek zo zeer verpakt in humor, dat het dikwijls tot grote discussies, heeft geleid. Die gingen dan minder om de vraag of Jona wel echt heeft geleefd, maar vooral over: Wat is bekering eigenlijk en hoe kan je haar best doorgronden?  Misschien kunnen we de betekenis van de lezing beter op het spoor komen als we even naar Jona zelf luisteren. Hij is terug thuis en vertelt zijn verhaal net aan een collega:

Toen zei God toch wel tegen mij: „Ga naar Ninive“. Uitgerekend naar Ninive, die grootstad in Mesopotamië. Het wemelt daar van mensen en het leven draait er voortdurend om “cash” en “shareholder value” en natuurlijk ook om heel veel “fun”, want anders hou je het in die “rat race” niet uit. Hij wou dat ik daar ging preken en dat ik tegen de inwoners zou zeggen dat het zo niet verder kon, dat als ze op die manier verder zouden leven, ze vroeg of laat met hun kar in de gracht of tegen een muur zouden belanden.  Ik had echter helemaal geen zin om mezelf dat aan te doen. Dan zou ik uiteindelijk zelf altijd aan het kortste eind trekken. Dat was toch overduidelijk. Of niet soms? Er waren toch maar twee mogelijkheden: Ofwel zouden ze in Ninive krom staan van het lachen bij het horen wat ik te zeggen had of ze zouden gewoon niet luisteren onder het motto: Laat hem maar doen, die heeft ze sowieso niet meer alle vijf! Of, wie weet, misschien zouden ze me toch ernstig nemen en zich echt bekeren – en wat dan? Dan zou God zijn dreigementen waarschijnlijk toch niet doorvoeren.

Daarom ben ik gewoon ondergedoken. Of beter: dat heb ik geprobeerd. Nu moet ik daar zelf om lachen. Alsof je voor Hem, voor God,  zou kunnen weglopen. Toch wel heel naïef voor een profeet.  Maar toen dacht ik echt dat het de beste oplossing was.  

Ik ging dus op weg, maar niet naar Ninive zoals God had gevraagd, maar veel verder weg, met een schip naar Tarsis. Maar toen stak er een storm op. Dat was echt brutaal. Op de boot waren ze er heilig van overtuigd dat die storm mijn schuld was omdat ik er voor God vandoor ging. Ze kiepten me gewoon over boord, en toen kwam die reuzengrote vis en slokte mij op. Ik verging van de schrik, maar toen ik inzag dat ik er toch niets tegen kon doen voelde ik mij binnen in die vis best wel geborgen en goed, een beetje zoals een ongeboren baby in de buik van zijn moeder.  Het duurde gelukkig ook niet lang tot die vis me uitspuwde en ik terug vaste grond onder mijn voeten had.

En dan begon het allemaal terug opnieuw. God met zijn eeuwig: „ga naar Ninive!“ Ik had echt geen keus meer – en dus ging ik! Er was gewoon geen alternatief.  Ik dus naar Ninive om in zijn zin te preken. En wat gebeurde er? Exact wat ik had vermoed: De mensen bekeerden zich echt en deden boete. Wat zeg ik: zelfs hun dieren moesten een boetekleed aantrekken. Stel je voor: Runderen en schapen in een boetekleed!     

En toch heb ik me mateloos geërgerd. Want die straffende gerechtigheid van God, die ik had aangekondigd, die kwam er niet, juist zoals ik had vermoed. En dat allemaal omwille van zo’n paar onbenullige kleine boeteoefeningetjes. Eigenlijk heeft God zelf zich bekeerd! Waarom heeft Hij mij dan nodig?

Ziet ge, het eigenlijke probleem was Ik. God heeft met mij alleen waarschijnlijk meer problemen gehad dan met al de bewoners van Ninive.  Ik had helemaal niet begrepen wie en hoe Hij werkelijk is: De barmhartigheid zelve. Een minimale attentie is voor Hem al genoeg om alles weer in orde te brengen – en dat helemaal gratis en voor niets.  Tja, Wat kan ik daarvan zeggen: Ik heb het allemaal eerst moeten leren – en Hij, Hij leerde het me op Zijn manier. In mijn wrok en verbittering had ik, koppige ezel, me buiten in de brandende zon neergezet. De hitte brandde op mijn hoofd en ik werd er helemaal misselijk van. Toen liet Hij gewoon een wonderboom groeien om mij schaduw te geven. Het voelde aan alsof ik in de schaduw van een reuzen ricinusstruik zat. En toen ik me dan wat beter voelde was het ook alweer voorbij. Maar wat daar gebeurd was knaagde in mij en werd alsmaar erger. Het speet me omwille van dat beetje schaduw dat ik had gevoeld en ik dacht bij mezelf: als het mij al spijt omwille van die schaduw, hoe vreselijk moet Hij zich dan niet voelen omwille van die ganse bevolking van Ninive, 120000 mensen die zich van niets bewust zijn en zomaar verder leven. Plots begreep ik Hem. Hij vindt het verschrikkelijk dat iets wat leeft er plots niet meer zou zijn. Ja, Hij is gewoon tegen het niets.  Ik weet het, in latere tijden hebben Filosofen daar dikke boeken en traktaten over geschreven. En daarbij is het toch heel eenvoudig: Hij, die God is, is er gewoon. Of zoals Hij het tegen Mozes vanuit het brandende braambos zegde: “Ik ben die er is!”  Hij houdt niet van het niets,  omdat dat Zijn totale tegendeel is. Alles wat bestaat, zelfs al is het zwaar beschadigd of onvolmaakt, is voor Hem altijd nog beter dan wanneer er niets zou zijn. Daarom is Hij ook zo barmhartig voor alles en iedereen die in schuld of zonde verstrikt is geraakt. Het heeft met zijn innerlijk te doen. Dat moest ik eerst begrijpen. Dat was niet gemakkelijk omdat het ook zo moeilijk in woorden te vatten is. Daarom zijn er ook zo veel mensen die zich daar voltijds mee bezig houden. Men noemt die “Theologen”. Ik kan jullie zeggen dat dat een heel moeilijk beroep is. Toch wanneer ze hun beroep, en ook God zelf, echt ernstig nemen. 

Wat mezelf betreft had ik mezelf en mijn ambt veel te belangrijk ingeschat. Het was natuurlijk wel belangrijk om Ninive wakker te schudden. Maar wat er dan van Zijn kant uit gebeurde was niet te vergelijken.  Zeker: ik was pisnijdig dat Hij in zijn goedheid weer eens al die zondigheid en schuld had kwijtgescholden. Maar nu moet ik er zelf om lachen en ben ik blij dat ik toen zijn werktuig heb mogen zijn. Wel fijn dat ze dan later mijn verhaal met de vis en al de rest op een manier hebben verteld dat je er over kan glimlachen.  Want op die manier kan je best verteren dat ook mensen met hoge heilige ambten nog dagelijks moeten bijleren. 

Beste vrienden, op die manier kunnen we Jona en zijn verhaal misschien beter begrijpen. Wie het waagt om te handelen in Gods naam, moet door de loutering van de ricinusstruik gaan om te beseffen dat we alles wat bestaat aan Gods oneindige barmhartigheid te danken hebben. Daarom is die ommekeer van God ook niet terneerdrukkend, maar eerder bevrijdend. Zo bevrijdend dat wij, verbaasd over Gods voorkomendheid en Liefde, eigenlijk alleen nog maar over onszelf kunnen lachen. En dat is nu juist wat wij allemaal zo dringend nodig hebben. 

Amen