Christus Koning B (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

 Dit “Jaar van het Geloof”, 50 jaar na het Tweede Vaticaanse Concilie, worden we aangespoord om opnieuw stil te staan bij datgene wat tot ons geloof behoort. 50 jaar geleden zijn heel wat aanslibsels verwijderd, zodat we weer een helderder zicht kregen waar het voor ons om gaat. In de volkmond heette het dat heel veel werd “afgeschaft” – een woord dat vooral klonk als het ging om dierbare devoties en gebruiken. Maar in feite ging het meestal om 19e-eeuwse en vroeg-20e-eeuwse tradities die niet veel te maken hadden met het evangelie dat Jezus ons verkondigt.

         Wat uit de eerste helft van de 20e eeuw wel gebleven is, is o.a. het Feest van Christus Koning van het heelal, dat we altijd op de laatste (34e) zondag van het Kerkelijke jaar vieren. Het is in 1925 door paus Pius XI ingesteld: tussen de twee wereldoorlogen in dus. De Rooms-katholieke Kerk had een hoog moreel gezag. Maar er waren wel minstens twee grote problemen: de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog hadden het geloof in de goedheid van God en de harmonie van de schepping ernstig aangetast. In de religieuze kunst uit die tijd zie je dat duidelijk terug: geen mooie, stoere Jezus aan het kruis, maar een ernstig gewonde, afgrijselijke, uitgeputte man. Een tweede probleem was dat nationale staten steeds meer los kwamen te staan van de Kerk. De Kerkelijke invloed werd ingeperkt en gezien als een concurrent van de wereldlijke macht.

        In zijn encycliek Quas Primas geeft de toenmalige paus aan dat de aanleiding voor de instelling van dit feest is, dat 1600 jaar ervoor het concilie van Nicea plaats had gevonden. Maar zuiver spiritueel is het feest van vandaag van oorsprong niet. Er zit een politiek tintje aan, zogezegd: Een president of regering mag dan hier de touwtjes in handen hebben, Christus is waarlijk de Koning; en ook al refereert professor Robbert Dijkgraaf in zijn lezingen over de sterrenstelsels er niet aan, Christus is zelfs de koning van het heelal.

         Begrijpelijk is het dat het feest van Christus Koning gehandhaafd is in de Kerk. De lezingen van vanmorgen laten zien dat er een Bijbelse grondslag voor is: “Ik ben Koning” [Joh 18,37 cf. Ps 93], zegt Jezus tegen Pilatus. Maar duidelijk is wel dat Christus, onze Koning, geen concurrent is van de mensen [Joh 18,36a]. Christus Koning regeert – en toch kunnen wij het kwade blijven doen, als wij ervoor kiezen [Joh 18,36b. Hnd 7,52v]. Kortom, hoe triomfalistisch dit feest ook zou zijn, op grond van het Koningschap van Christus kan niemand Hem de schuld geven voor alles wat er mis gaat in de wereld en in de Kerk.

         Maar wat betekent dan Zijn heerschappij die niet verloren gaat en Zijn Koninkrijk dat altijd duurt? [Da 7,14] Of wordt dat pas duidelijk aan het einde van de tijd, zoals het visioen in de Apokalyps lijkt te suggereren?

         De wijze waarop Christus regeert is anders dan die van de machthebbers die hun macht misbruiken [cf. Mk 10,41-45]. Zij laten mensen doen wat zij niet willen en niet goed is. Christus daarentegen regeert doordat Hij mensen laat doen wat zij ten diepste willen en wat goed voor hen is. Dit klinkt wat vreemd; bidden wij niet “Uw wil geschiede”? [Mt 6,10]

         Wij zijn geschapen naar het beeld en de gelijkenis van God, Die goed is en het goede wil. Je kunt er altijd op wijzen dat mensen zondig zijn, de weg van de Heer verlaten hebben enz. – zoals we ook dagelijks zien om ons heen, op de televisie en op internet. Maar het mag ons opvallen dat zelfs in de meest ellendige situaties er mensen zijn die een andere weg gaan. Te midden van onderdrukking, geweld en discriminatie kiezen zij niet om ten koste van anderen te overleven, maar staan zij op voor het welzijn en het heil van medemensen. Te midden van belangenverstrengeling, leugens en onrecht kiezen zij voor waarheid en waarachtigheid.

Zien we dáár niet het Koninkrijk van God opbloeien? Het is als het groene gras dat door het asfalt heen komt. Onder een dikke laag pek en hete teer is alles bedolven. Toch komt steeds weer het leven en leven gevende er doorheen [cf. Re 15,19]. We kunnen het zien in oorlogsgebieden. We kunnen het ervaren in onze eigen omgeving, familie en ik hoop óók in ons eigen leven: licht straalt in de duisternis [Joh 1,5] – en wel zo, dat je je afvraagt: “Waar komt dit vandaan?” [cf. Joh 3,8. 1Tim 6,16]

         De vraag is niet òf Christus regeert; het is een quaestie van waarnemen. Een kindsoldaat die volledig geïndoctrineerd is, vlucht toch en meldt zich bij een hulporganisatie. Een volk dat afgeschilderd wordt als terroristisch, viert feest als er een staakt-het-vuren wordt afgesproken. Een overlever van misbruik, weet haar verdriet en pijn om te zetten in een tomeloze inzet voor hen die het in haar ogen nog slechter getroffen hebben. Ja, inderdaad, er lijkt nooit een einde te komen aan ellende in de wereld. Maar te midden daarvan zien we dat het kwade steeds weer omgebogen wordt. Een prachtig beeld hiervan is de foto van natuurfotograaf Adri de Visser vorige maand: een leeuwin ontfermt zich over een jonge antilope, nadat zij diens moeder heeft gedood (google zijn naam maar op internet).

         Christus regeert doordat Hij door Zijn Woord, door de sacramenten en door de Heilige Geest onze wil gelijkvormig maakt aan die van God. En daar houdt Hij nooit mee op, al dwalen wij nog zo ver af. Het is geen regeren van bovenaf. Het is geen regeren in de zin van opleggen. Hij regeert vanuit het diepst van ons hart [cf. Joh 14,17-24. Fil 2,13], dieper dan mijn diepste innerlijk, zoals Augustinus het zegt, en daaraan komt geen einde.

         Aan ons is het om daarop te antwoorden. Erkennen dat Christus Koning is, betekent dat wij ingaan op Zijn uitnodigingen, meezwemmen met de stroom van levengevend water [Ez 47,1-12. Joh 4,7-15]. Wie waarachtig is, luistert naar Zijn stem [Joh 18,37] en vindt zo het geluk dat God voor de mens heeft bedoeld.

         Mogen wij, door het vieren van het Feest van Christus Koning voortaan in deze wereld meebouwen aan dat Koninkrijk, totdat Hij het zal voltooien, op het einde van de tijd. Dan wordt het nu al zichtbaar en voelbaar voor onszelf en voor hen met wie we samenleven, tot ons welzijn (we worden er gelukkiger van) en ons heil. Amen.