5e zondag door het jaar (2006)

Preek

U zult ongetwijfeld van tijd tot tijd uitspraken horen van mensen over het wel of niet naar de kerk gaan, waarom nu wel of waarom juist niet. De argumenten om niet naar de kerk te gaan veranderen in de loop van de jaren. In de jaren zestig kon je eerst horen: ‘Onze Lieve Heer is geen muggenenzifter, een keer overslaan vindt Hij niet erg'. Toen kwamen er nieuwe inzichten en een nieuwe generatie priesters die tegen jongeren zeiden: ‘als je geen zin hebt om te gaan, hoef je niet naar de kerk'. Ze bedoelden te zeggen dat het belangrijk is om gemotiveerd naar de kerk te gaan, maar sommigen zeiden het andersom en zo werkte het meestal ook. Een oud argument om niet te gaan is ook: ‘Ik ga niet naar de kerk, want de slechtste mensen zitten in de voorste bank, daar wil ik niet bij horen'. Weer een andere argument was: ‘die mensen die naar de kerk gaan, die zitten alleen naar elkaar te kijken, naar de hoedjes en de kapsels. Dan kan ik net zo goed naar een toneeluitvoering gaan'. En de laatste jaren hoor je nog een argument. ‘Ik zie nooit jonge mensen in de kerk, daarom ben ik niet meer gemotiveerd om te gaan'. Dan kent u natuurlijk ook het argument: ‘Je kunt beter iemand helpen dan naar de kerk gaan', maar ook ‘Waarom zou je naar de kerk gaan; je kunt toch ook thuis bidden!' En een ander veel gehoord argument van de laatste tijd is: ‘Tja, ik komt er gewoon niet toe', druk, druk, druk; in het weekend ben je blij als je eens even gewoon uit kunt slapen en samen zijn met je gezin.' Ben ik nog een argument vergeten? U kent er vast nog meer.

Dat waren de argumenten om niet te gaan. Het is grappig, ik hoor nooit zoveel argumenten om wel te gaan. Wat ik soms als argument hoor is: ‘je komt er even tot rust'. Ik weet niet wat dit precies wil zeggen, maar het is misschien een antwoord op die uitroep van ‘druk, druk, druk'. Je kunt thuis rust zoeken, maar je kunt ook rust zoeken in de kerk. Is dat nu een goed argument? Dat laat ik aan uw eigen waardering over, maar ik zie wel een link met het Evangelie.

Het is interessant dat Jezus nergens argumenten geeft om naar de synagoge te gaan. Misschien was dat niet nodig en begreep iedereen waarom dat belangrijk was. Maar als je dat gevoel kwijt bent, zoals dat in onze tijd is gebeurd, dan kunnen we misschien in het Evangelie een antwoord vinden, door naar Jezus te kijken en te zien wat Hij doet.

In dit eerste hoofdstuk van Marcus speelt het woordje ‘meteen' een grote rol. We hoorden het de vorige weken al, ‘meteen' lieten de vissers hun netten los en volgden Hem. ‘Meteen' riep Hij de anderen vissers. Verleden week hoorden we dat toen Hij in Kafarnaüm kwam Hij ‘meteen' op de sabbat naar de Synagoge ging. Vandaag komt Hij uit de synagoge en ‘meteen' gaat Hij naar het huis van Simon en Andreas.

Het lijkt alsof Jezus haast heeft. Er is geen tijd te verliezen; ook druk, druk, druk? Ja, want de tijd is vervuld, het Koninkrijk van God is nabij gekomen. Jezus heeft werk te doen, geen tijd meer voor bijkomstigheden. Alles getuigt ervan dat Hij de wil van de Vader komt vervullen. Jezus treedt op in de kracht van de Geest, onstuitbaar. Hij kwam uit de beproeving in de woestijn en begon met zijn optreden. Waarom gaat juist Hij dan op de sabbat naar de synagoge? Je zou toch van Hem als eerste kunnen zeggen dat Hij allerlei argumenten ter beschikking had om niet te gaan. Druk, druk, druk, inderdaad, kijk maar hoe Hij ‘meteen' van het een naar het ander gaat. Maar in dat rijtje hoort voor Hem juist ook dat huis van de Godsontmoeting. Jezus had ook kunnen zeggen: ‘Je kunt beter een zieke helpen dan naar de synagoge gaan', maar nee, Hij doet het andersom. Hij gaat eerst naar de synagoge en meteen daarna bezoekt Hij de zieke schoonmoeder van Petrus. Jezus kent de nood van mensen zoals in het boek Job uitgedrukt. Daarom gaat Hij die hele avond door.

Jezus weet als beste dat God geen muggenzifter is. Dus dan kun je wel een misje overslaan? Nee, Jezus redeneert precies andersom. Jezus redeneert uit liefde tot God, niet of Hij wat minder kan doen voor God en de naaste, maar of Hij wat méér kan doen. Jezus zal een zeer zware reden nodig hebben om niet naar de synagoge te gaan. En dat er in die synagoge allerlei mensen zitten, met allerlei motivaties en allerlei menselijke tekorten, mensen die naar hoedjes kijken en zich ergeren als het niet naar hun zin gaat; dat weet Hij als eerste. Voor Hem is dat juist reden om er te zijn. Daar begint Hij met goed te doen aan hen. Weinig mensen beseffen dat ze door naar de kerk te gaan, een teken stellen. En dat ze door niet te gaan een lege plaats achterlaten en dus ook een teken stellen, een anti-teken.

Natuurlijk had Jezus kunnen zeggen: ‘je kunt ook thuis bidden', maar ook dat zegt Hij niet. Want ook dat komt voort uit een minimalistische benadering, uit een gebrek aan liefde en toewijding. Bij Jezus is het precies andersom. Niet of-of, maar en-en Hij bidt in de synagoge en Hij bidt thuis, Hij bidt als Hij bij Simon en Andreas is en Hij bidt op de berg, Hij bidt overdag en Hij bidt ‘s-nachts. Argumenten ‘tegen' betekenen meestal een gebrek. Dat kan een gebrek aan motivatie zijn, een gebrek aan interesse, een gebrek aan betrokkenheid, ook een gebrek aan geloof in Christus, of in zijn voorbeeld en in zijn Kerk; Maar ten diepste toch ook een gebrek aan liefde voor Christus en een gebrek aan inzicht wat Kerk-zijn is.

Misschien speelt dat niet alleen een rol bij die grote kring randkerkelijken, maar ook bij onszelf. Vanuit de synagoge gaat Jezus aan de slag. Hij doet tekenen van Gods goedheid. Het is eigenlijk wel een goed idee om op zondag een zieke te bezoeken wanneer je uit de kerk komt. In de avond komen ze bij elkaar, en zijn aanwezigheid en zijn aanrakingen brengen genezing. In de nacht bidt Hij. Hijzelf is het teken dat Gods Koninkrijk dichtbij is. De wondertekenen, de genezingen zijn ook teken van Gods Koninkrijk. Maar Hij mag daar niet bij blijven staan. Hij is niet gekomen om wonderdokter te zijn. Hij komt om de harten van de mensen weer te richten op God. Zo trekt Hij weer verder om zijn taak te vervullen.

Waarom gaan wij naar de kerk? ‘Hier' komt Jezus op een ongekende manier dichtbij. Allerlei tekenen getuigen van zijn werkzame aanwezigheid. De liturgie spreekt ervan, met een kerk vol gedoopten en gevormden, met dragers van sacramenten als priesterschap en huwelijk, rond de gave van de Eucharistie, met viering van vergeving en de zorg voor onze zieken.

Waarom gaan we naar de kerk. Hier komt onze koortsachtige jachtigheid tot rust en kunnen we goed van kwaad onderscheiden, tijdelijk belang van eeuwig belang, het materiële van het geestelijke, het onbelangrijke van het belangrijke. Hier kan Jezus zijn goede werk aan ons doen. Niet om het hierbij te houden, maar opdat het doorgaat, ‘meteen' als je naar huis gaat, ‘meteen' als je met mensen samenkomt. Wat is uw argument om wel naar de kerk te gaan? We hebben feitelijk maar één argument. ‘Hij' is dat argument en Hij is genoeg. Amen.

Voorbede

Bidden wij vol vertrouwen tot God, bidden we in geloof dat Hij ons hier bijzonder nabij is, dat God zijn heilzame kracht doet ervaren.

Bidden wij voor Gods Kerk, dat allen, in welke positie, met welke talenten ook, gewijden en leken, professionals en allerlei medewerkers, dat allen zich in alle omstandigheden inzetten voor Gods Koninkrijk met hetzelfde vuur dat Jezus heeft bezield.
Laat ons bidden.

Bidden wij voor alle randkerkelijken, voor allen die argumenten zoeken en gebruiken om niet naar de kerk te gaan. Bidden we dat het voorbeeld, het geloof en bovenal de liefde van anderen hen in beweging zet, zodat zij op een nieuwe wijze Christus leren kennen in zijn kerk.
Laat ons bidden.

Bidden wij voor alle zieken, maar ook door allen die door de koorts van de tijd gevangen blijven, dat Gods genadevolle aanraking in de Geest hun koorts wegneemt, hun ziekte overwint, zodat zij rust vinden in Gods huis en in in Gods gezin.
Laat ons bidden.

Bidden wij voor on jubilerende bisdom, voor de bischop en alle medewerkers, voor de parochies en alle andere categorieën waarin gewerkt wordt om Gods Rijk op te bouwen. Dat vijftig jaar zaaien gaandeweg vrucht mag brengen. Dat er een nieuwe lente aanbreekt, een voorjaar, een oogsttijd.
Laat ons bidden.