5e zondag door het jaar (2006)

Beste dorpsgenoten,

Gisteren was het 100 jaar geleden dat Dietrich Bonhoeffer geboren is. En vorig jaar, 9 april, was het zestig jaar geleden dat Hitler hem liet ophangen, 39 jaar. Twee jaar had hij gevangen gezeten en heel veel gebeden, gestudeerd en geschreven over God, over de kerk, over zijn geloof. Als hij katholiek was geweest had de vorige paus hem allang heilig verklaard. Ik heb het voorrecht gehad een hele goede vriend van hem te leren kennen.

Hij was een protestants geestelijke, een dominee. Ook had hij theologie gedoceerd op universiteiten in Duitsland, Engeland en de V.S.

In de gevangenis studeerde en schreef hij vooral over wat wij nu secularisatie noemen: het proces waardoor het maatschappelijk leven helemaal wordt losgemaakt van kerk, geloof en godsdienst. Eenvoudig gezegd: wat wij nu zien gebeuren in en met de kerk, dat zag hij al aankomen. In de jaren veertig schreef hij al dat godsdienst zal verdwijnen, het wordt een randverschijnsel. Hij zag aankomen dat godsdienst geen rol meer speelt in het leven van mensen. Godsdienst als iets voor in je vrije tijd. Hij verwachtte niet dat het christendom weer invloed zou gaan krijgen.

Hoe kwam zo'n brave man daarbij? Hij kende het werk van Anselmus van Canterbury, die leefde van 1033-1109, de aartsbisschop van Engeland en een van de meest invloedrijke theologen. Één zinnetje van Anselmus had diepe indruk gemaakt op Bonhoeffer: "We moeten leven alsof God niet bestaat." Daar kende hij zich helemaal in terug. Godsdienst, dat was voor hem: leven-voor-anderen als de enige manier om God te ervaren. Dat brengt ons terug bij de Gulden Regel: "Wat gij wilt dat anderen u doen, doet dan ook aan hen. Dat is de hele wet, al de rest is commentaar." Dat zijn woorden van Jezus en van veel andere grote geesten die zich bekommerden om God en het leven van mensen.

De eerste lezing ging over Job, die lijden kende als geen ander. Hij worstelde met de vraag waarom hij moest lijden. Zijn vrouw en zijn vrome vrienden wisten het antwoord: jij hebt tegen God gezondigd, ook al weten we niet hoe en wanneer. Liever een antwoord geven op de oorzaak van het kwaad dan met hem meelijden. Job had geen behoefte aan antwoorden maar aan mensen die meeleefden.

Het evangelie laat ons horen hoe het anders kan. Jezus pakte de hand van de zieke vrouw, hij was dichtbij haar. En dan: "Hij deed haar opstaan." We horen niet eens dat hij haar genas. Wel dat zij hen bediende. Zij deed wat Jezus deed: "Ik ben niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen." Dat is een van de manieren om te leven voor anderen.

Wij zijn allemaal een beetje Job, sommige dagen meer, andere tijden wat minder. Allemaal lijden we voor en na als we onze donkere dagen hebben. En soms worden we opgeknapt door de dokter. En toch kunnen we dan nog met dingen zitten, onze ziel zou graag eens vastgepakt worden zoals Jezus die vrouw vastpakte en haar deed opstaan. Het is een risico om tegen iemand te zeggen waar het binnen pijn doet. Want dan kan je overkomen wat Job van zijn vrouw en goede vrienden te horen kreeg: "Dikke bult, eigen schuld." Maar soms is zwijgen geen goud maar wordt het zwaar als lood. En je kunt niet meer opstaan zoals die vrouw.

Met elkaar praten over je pijn of over wat je dwars zit, niet om uit te leggen of om te verklaren, maar om met een ander te delen, dat kan een manier zijn om weer heel te worden: als een ander luistert en luistert, en je troost zonder een woord te zeggen.

Dan leven we misschien alsof God niet bestaat, maar dan is Hij wel heel dicht bij. Dat was wat Bonhoeffer in zijn gevangenis zocht en soms kreeg.

Dat het zo moge worden.