De Verrijzenismens

 

In een gesprek met een verpleegkundige viel de naam van zijn godsdienstleraar. Jan heeft van deze priester-leraar onthouden dat hij aan zijn studenten de boodschap meegaf een verrijzenismens te zijn.

Een verrijzenismens, een korte en schitterende samenvatting van de boodschap van Pasen. Pasen is de ontmoeting met de verrijzenismens Jezus. Dit is de blijde boodschap waar Paulus van leeft en die de vier evangelisten ons brengen. Het evangelie is het verhaal van een levende. De evangelies zijn geschreven opdat wij in Jezus zouden geloven en in zijn voetstappen treden. Marcus, die als eerste een evangelie schreef en die ons in dit leesjaar begeleidt, is hier een goed voorbeeld.

Met de eerste zin van zijn evangelie duidt hij onmiddellijk aan dat Jezus de levende is. Hij is niet de dode zoon van God, maar de levende. Marcus brengt de boodschap van Jezus van Nazareth, een man die geleden heeft en de dood heeft doorstaan. Deze Jezus leeft en is krachtig. Het evangelie eindigt met de woorden van de jonge man in het wit. Deze zit bij het open graf en zegt tot de drie vrouwen, die het dode lichaam van Jezus zouden willen balsemen: “Gij zoekt Jezus de Nazarener die gekruisigd is. Hij is verrezen.” Jezus is niet meer in het graf. De zware steen is weggerold. Op deze vroege morgen is de zon al opgegaan.

Opstaan, opwekken, sterke woorden

Onderweg heeft Marcus in zijn evangelie herhaaldelijk aangeduid dat Jezus werkt aan opstanding, dat hij mensen helpt op te staan. Jezus ging naar de zieke schoonmoeder van Petrus, “pakte haar bij de hand en liet haar opstaan” (Mc. 1,31). Hij doet een lamme opstaan en vergeeft hem zijn zonden (Mc. 2,1-12). Hij ging in het huis van Jaïrus bij het gestorven kind. “Hij pakte het kind bij de hand en zei haar: ‘Talita koem.’ In vertaling betekent dat: Meisje, ik zeg je; sta op”(Mc. 5,41). Jezus genas een jongen met vallende ziekte. “Jezus nam hem bij de hand en liet hem opstaan en hij stond op” (Mc. 9,27).

Marcus vertelt over de roeping van Levi (Mattheus). Jezus zegt dat hij gekomen is om zondaars te roepen en te genezen (Mc. 2,17).

Marcus haalt drie maal een voorspelling aan van Jezus over zijn lijden en zijn verrijzenis (Mc. 8,31-32; Mc 9,30-31; Mc. 10,32-34). Jezus voorziet dat hij zal worden overgeleverd en dat hij zal gedood worden. Hij voegt er telkens aan toe dat hij drie dagen later zal verijzen. Drie leerlingen van Jezus hebben mogen zien hoe schoon deze Jezus is. Het was op een hoge berg waar Jezus van gedaante veranderde en de stem klonk: “Deze is mijn zoon de welbeminde” (Mc. 9,2-10).

In zijn discussie met de Sadduceeën spreekt Jezus zijn vertrouwen uit in God, die geen God van doden is, maar van levenden; een God die van zichzelf zegt: “Ik ben de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob” (Mc. 12:26).

Tijdens het paasmaal zei Jezus tot zijn leerlingen “Na mijn opwekking zal ik jullie voorgaan naar Galilea” (Mc. 14,28). Doorheen het drama van het lijden, dat Jezus treft, straalt al de ochtend van Pasen.

Vergoten parfum

Het project van de vrouwen om Jezus te zalven is mislukt, maar een week voordien had een vrouw Jezus al gezalfd (Mc. 14,3-9). Het voorval deed zich voor in Bethanië in het huis van Simon, de melaatse. Bethanië, betekent het huis van de arme. Jezus was er te gast. Daar kwam een ongekende vrouw naar Jezus toe met een albasten flesje echte nardusbalsem. Zij brak het flesje en goot het leeg over het hoofd van Jezus. Parfum is altijd een soort verkwisting. Maar parfum vervult een gans huis. Het was een parfum voor een lichaam dat kort nadien in een graf zou liggen, ja in dit geval een lichaam van een gekruisigde man. « Un parfum perdu pour un corps perdu.» Verloren parfum voor een lichaam dat zal sterven, Jezus laat gebeuren en zegt dat dit verhaal overal mag verkondigd worden.

De laatste zin in het evangelie van Marcus zorgt voor een verrassing. De vrouwen, die op de vroege paasochtend naar het graf waren gekomen om een dode te balsemen, zijn onthutst door de boodschap van Pasen. Ze vluchten weg zonder er iemand iets van te zeggen. Zij die zouden moeten verkondigen, zwijgen.

Een engel draagt de vrouwen op aan de leerlingen te vertellen dat Jezus verrezen is. Maar … ze vluchten. Is dit dan het einde? Of gaat het verhaal verder hier en nu? Welke zin kun jij toevoegen aan dit evangelie? Dit is een vraag van Kerknet, aan wie wij ons vervolgverhaal kunnen opsturen.

Gedoopt in Christus

Jan, de paasboodschap is gehoord en wordt doorgegeven. Dit gebeurt door wie zich laten dopen en zich verbinden met de gekruisigde en de verrezen Jezus. Volgens pater Benoit Standaert, kenner van het Marcusevangelie, werd tijdens de paaswake in Rome het ganse Marcusevangelie gelezen. De nieuw gedoopten zijn een antwoord op de zwijgende vrouwen. Met hun doopsel geven ze aan dat zij verrijzenismensen zijn.

Wij delen in de verrijzenis door het doopsel. Paulus benadrukt dit sterk. “Weet u niet dat wij die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in zijn dood? We zijn door de doop in zijn dood met hem begraven om, zoals Christus door de macht van de Vader uit de dood is opgewekt, een nieuw leven te leiden. Als wij delen in zijn dood, zullen wij ook delen in zijn opstanding” (Rom. 6, 3-5).

Vanuit ons doopsel leven we in een spiritualiteit van verrijzenis. Tijdens de paaswake en op Pasen vernieuwen de christenen hun doopgeloften. “Het doopsel heeft ieder van ons tot een verrijzenismens gemaakt. Eva's kinderen, ondergedompeld in de wateren van de Christus, zijn door het doopsel 'met Christus gestorven' om voortaan te leven 'voor God', met hem uit de doden opgewekt” B. Standaert, De Jezusruimte, p. 190).

Wie ingaat tot dit water,
gaat in tot die het water schiep:
de liefde van de Vader
is als het water diep.

Wie ingaat tot dit water,
gaat met die inging in ons vlees,
de Zoon van de genade
die uit de dood herrees.

Wie ingaat tot dit water,
ontvangt die op het water zweeft,
die is uit Zoon en Vader,
de Geest die eeuwig leeft.

En opstaand uit dit water
vergeet hij 't land dat hij verliet,
omdat hij land en water
opnieuw geboren ziet.

(ZJ 606)

Een wens geplukt op internet

“Mogen we je dit toewensen voor Pasen: dat je voor anderen een beetje verrijzenismens zou mogen zijn. Iemand die mensen gelukkig kan maken met een frisse blik en een blij gemoed; iemand die gelooft in de kracht van kleine dingen, van de liefde die haar weg zoekt doorheen attenties en bemoedigende woorden, iemand die durft verder zien dan de horizon van de alledaagsheid om daarin tekenen van Gods nabijheid te ontdekken.

Verrijzenismensen dragen licht in de ogen, waarmee alles een heldere kleur krijgt, de kleur van die eerste morgen, toen Hij als levende Heer tussen de mensen kwam” (Dekenaat Dendermonde). Pasen, wij vieren dit feest elke zondag en elke dag belijden we: “Heer Jezus, we verkondigen uw dood en we belijden tot gij wederkeert dat gij verrezen zijt.”