Aswoensdag B - 2003

Zusters en broeders,

Temidden van de huidige cultuur van welvaart, van altijd maar meer hebben, van ieder voor zich, worden wij opgeroepen om ons veertig dagen lang te bezinnen. Week na week zullen we in de lezingen horen hoe Abraham alles moet achterlaten om te gaan waar Jahweh hem zendt, hoe de Israƫlieten in ballingschap worden gedreven, hoe Jezus in de woestijn wordt bekoord en hoe Hijzelf, zijn leer en zijn gedragingen meer en meer in conflict komen met de religieuze overheden, met schriftgeleerden en farizeeƫn. Teksten en ervaringen die ons kunnen aanzetten tot bezinning.

Ballingschap en woestijn... Misschien is het goed dat wij onze drang naar altijd maar meer eens in ballingschap sturen. Misschien is het goed dat we ons materieel bezit en ons hard werken eens relativeren. Misschien is het goed dat we ons verlangen naar die nieuwe auto, die allerlaatste computer, die blitse gsm, dat dure mantelpakje eens opzij zetten, en dat we de woestijn intrekken. De woestijn van ons eigen hart en de leegte van onze ziel.

Zusters en broeders, het was vorige zondag al aan de orde in de homilie: onze welvaart maakt niet echt gelukkig. Onnoemelijk veel mensen maken de ene depressie na de andere door, schrikwekkend veel anderen plegen zelfmoord, ontelbaar veel relaties springen stuk, velen verkommeren en verkrotten in totale eenzaamheid, vinden geen liefhebbend hart, geen luisterend oor, geen stuttende arm, geen schouder om uit te huilen. Misschien is het dus echt wel tijd dat we met zijn allen de woestijn intrekken, dat we de confrontatie aangaan met de leegte die misschien ook heerst in ons eigen bestaan en met de eenzaamheid die ook ons eigen hart verkilt. Op dus naar de woestijn, op naar de confrontatie met ons eigen naakte zelf. Zodat we opnieuw kunnen groeien in verlangen naar liefde in plaats van naar bezit, naar genegenheid in plaats van oppervlakkigheid, naar warmte in plaats van kille leegte. Zodat we opnieuw kunnen openstaan voor de stem van God, en Hij opnieuw van hart tot hart met ons kan spreken, over recht en gerechtigheid, over erbarmen en goedheid, over vergeven en houden van. Echt houden van, gewoon liefhebben. Zodat we opnieuw kunnen beseffen dat Hij er altijd is voor ons, in goede maar ook in kwade dagen. Dat Hij ons draagt wanneer we zelf het gaan hebben verleerd of de richting verloren. Beseffen dat Hij er is, wie we ook zijn en wat we ook mispeuterd hebben, of hoe lauw, misschien zelfs onverschillig we ook geworden zijn.

Zusters en broeders, als we straks ons askruisje krijgen, laat dan dit besef op ons voorhoofd en in ons hart gegrift staan: dat God liefde is, en dat Hij van ons houdt. En dat Hij ons vraagt dat ook wij dat zouden doen: van Hem houden en ook houden van elkaar. Niet houden van dingen, maar van mensen. En ge weet het: liefde maakt onbezorgd en gelukkig, sterk en vrij en onbekommerd.

Zusters en broeders, ik wens u en ook mezelf een deugddoende vasten toe. Amen.