een les (hint) voor Abraham en voor de apostelen

Vandaag horen we twee

–voor mij toch – ‘mysterieuze’  verhalen:
een vader die bereid is zijn enig kind te slachten om het te kunnen offeren; en
apostelen die iets vreemds en overweldigend mee maken en er dan toch over
moeten zwijgen. Ik ben zeker niet in staat daar alle mysterie uit weg te nemen,
maar misschien mag ik op enkele dingen wijzen. 
Ik
vind het heel eigenaardig dat in het verhaal over Abraham die zijn zoon moet
offeren helemaal geen psychologisch kantje aan is: het verhaal vertelt  helemaal niets over de gevoelens van Abraham
daarbij, ook niet van  Isaak wanneer het
hem toch uiteindelijk moet duidelijk zijn wat er met hem zal gebeuren als hij
op dat altaar vast gebonden wordt.  Er
lijkt wel iets van het ‘menselijke’ te ontbreken. Daarom lijkt het me eerder
een sage te zijn dan wel het verslag van een historische gebeurtenis, wat niet
wil zeggen dat het niet waar zou zijn, maar het WARE, de WAARHEID ligt niet in
het verhaal, maar in de BOODSCHAP . Het verhaal als verhaal, is niet belangrijk
en wordt daarom  ontdaan van alle details
-waardoor we misschien niet meer de kern zouden zien-  om de BOODSCHAP des korter  en krachtiger te stellen.     Die boodschap naar ons toe lijkt mij te
zijn: wie is voor u God  en wat wil jij
met Hem te maken hebben?



Wie is voor u
God?     Onze tijd spreekt niet meer over goden en afgoden.
Dat lijkt wel uit de tijd. En toch! Waar je alles in je leven voor over hebt,
dat is je 'god', zelfs als je dat zelden of nooit met de naam  'god' zou noemen. Wat voor u boven alles gaat
en alles moet voor wijken, dat is ‘je God’, en dat kan van alles zijn, maar
telkens komt het neer op ‘ik eerst’  of
misschien zelfs ‘alleen IK tel’, egoïcentrisme. Misschien heeft dàt ook
gespeeld bij Abraham. Die nieuwe God voor Abraham –want die was compleet nieuw
voor Abraham, Abraham en zijn tijdgenoten kenden alleen afgoden, die ook
allemaal met het bevredigen van  hun egoïsme
te maken hadden- die nieuwe God ,dacht Abraham misschien,  die kan ik  misschien ook wel voor eigen gunsten winnen
door hem offers op te dragen.  In zijn
tijd was het in het Midden-Oosten heel gebruikelijk om de eerst geborene aan de
goden te offeren om een groot nageslacht te hebben, en die nieuwe God had hem
toch over een groot nageslacht gesproken?    Maar ook Abraham moet een weg  gaan, een zoektocht naar die God, waarbij
Abraham ook vergissingen maakt, net zoals wij. Ook wij moeten niet te rap
denken dat we God ‘kennen’, dat we weten wie Hij is, dat we er ‘pak’ op hebben;
we moeten  niet te rap denken dat -door
wat wij van thuis uit of vanuit onze opvoeding over God hebben meegekregen- dat
we dan nu God kennen en nu op zak hebben en in die zin ook een soort macht over
Hem hebben om die toch een beetje naar onze hand te zetten. Voor ieder van ons
, net zoals voor Abraham, maar ook voor de kerk,  is het leven een zoektocht naar God waarbij
heel wat van onze ideeën en van onze verlangens tegenover Hem steeds verder
moeten uitgezuiverd worden om God écht te leren kennen. Ook Abraham evolueert
in zijn denkbeelden en verlangens  en
geleidelijk aan tot hij aan de plaats Moïra komt (wat betekent: zien, inzien,
geopenbaard worden) dan gaat hij  inzien,
ervaren  dat God geen mensenoffers wil:
niet de zoon van Abraham, niet de bloedige mensenoffers om een politiek
systeem  te kunnen handhaven, maar ook
niet de niet-bloedige mensenoffers van mensen die geofferd worden voor de
economie, het kapitalisme, de winsten van multinationals, ons financieel
systeem, het eigen gelijk, de macht van een instelling of een politieke partij,
de mensen- en kinderarbeid in de lage
loonlanden voor de welvaart van een déél van onze wereld (waar –tussen
haakjes-  Broeder Delen de strijd tegen aanbindt)
, niet de   mensen die geofferd worden voor ons amusement
en betere lezer- of kijkcijfers voor de massamedia. Dàt is althans al een stuk
van de boodschap van deze lezing.                          Maar de boodschap ligt
nog dieper, nl. wat is geloof, of nog beter: wat willen wij met dié God dan te
maken hebben?  Durven wij onze eigen
godjes in ons leven, datgene wat voor ieder van ons in ons leven, ons eigen
streven zo enorm belangrijk  is, onze
persoonlijke eigen ‘Isaakjes’, onze eigen voorgenomen  zekerheden , durven we dat los te laten in  het vertrouwen
dat als we Gods wegen gaan, en niet de onze, we de beste weg gaan? Dat is wat
Abraham doet, het is een houding van vertrouwen, een vertrouwensrelatie aangaan
zo van : als ik nu echt van het liefste dat
wat van mij is, moet afzien , dan vertrouw ik er werkelijk ook op dat God erin
zal voorzien, dat het door Hem zo tot een betere einde komt dan ikzelf met mijn
keuzes en mijn zekerheden had verwacht. Maar dat doet  pijn, aanvankelijk toch, zelfs veel pijn: het
is als zelf gaan snijden in je eigen vlees.   Ons verlangen naar de komst,  de realisatie van Gods Rijk in deze wereld
vraagt offers aan ons van nature uit egocentrisch denken en leven. Dat beloofde
Rijk kan blijkbaar niet zomaar  in onze
schoot geworpen worden – ook al zou God dat misschien wel willen.  Zoals het niet mogelijk is een droomhuis op
zee te verwachten als vooraf niet de nodige heipalen in de zeebodem geslagen
zijn. Het kan blijkbaar niet zonder de inzet, de arbeid, de medewerking, de
ommekeer  van de mens.



Is het misschien
ook niet dàt wat er gebeurt met de drie apostelen in de evangelielezing, daar
boven op de berg?  Mogen zij daar niet
even zien, in - als het ware een soort visioen- ervaren, doorzien wat het Rijk
Gods worden kan, het Rijk Gods dat al in de kiem aanwezig was met Elia en Mozes?  Maar …vertel het nog niet aan de mensen, ze
zouden misschien wel denken dat het al bestaat, dat het hen zomaar gegeven kan
worden. Wacht om hen er over te spreken tot ze gezien hebben dat het niet kan
zonder in het eigen vlees te snijden, tot ze gezien hebben  dat  ook IK  daarvoor
zal moeten lijden.