Jezus en de graankorrel (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Het evangelie vandaag geeft ons een vertrouwd verhaal met een merkwaardige inleiding. Het verhaal van de graankorrel die moet sterven om te leven. Dit wordt ingeleid met Grieken die het Joodse Paasfeest willen meevieren. Waarschijnlijk zijn zij tot het Jodendom bekeerd, want ze vieren Pasen, Pesach van de Joden, mee. Ze hebben in Jerusalem van Jezus gehoord en willen hem zien. De luisterrijke intocht van Jezus met Palmpasen zal hen niet zijn ontgaan.

Ze hebben de apostelen gevraagd of ze hem kunnen spreken. Deze gaan naar Jezus toe omdat te  melden. Het verhaal gaat dan op een vreemde manier verder. We horen niets over een begroeting van de Grieken. Jezus steekt meteen van wal met een soort gelijkenis in aanwezigheid van de apostelen, zijn de Grieken daar al bij

Jezus  leidt het verhaal in met: ‘Het uur is gekomen dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt.’

Wat zegt hij daarmee?

Uit het hele evangelie blijkt dat Jezus zichzelf aanduidt met Mensenzoon. Dat is wat anders dan Zoon van God

Jezus is als mens opgegroeid in een mensenwereld. Volgens het evangelie van Lucas groeit Jezus in wijsheid, zoals er staat:  ‘En Jezus nam toe in wijsheid en grootte en genade bij God en mensen’.  Hij groeit m.a.w. als mens. Hij was als het ware niet meteen een alweter, een alles kunner. Hij was in eerste instantie een mens als U en ik. Maar hij is ook de zoon van een bijzonder mens, Maria. Daarom noemt hij zich een mensenzoon. Ook een zoon ontstaan uit de ontwikkeling van hele mensheid. Maar behalve mens is hij ook Gods Zoon, is hij ontstaan en geboren uit God, uit de Heilige Geest. Jezus was beide: zoon van de mens en zoon van God. De catechismus zegt dat Jezus  100% mens en 100% God was.

Bedoeld wordt dat Jezus in bepaalde situaties totaal als mens reageerde. Hij huilde bijvoorbeeld om de dood van zijn vriend Lazarus, alsof hij niet wist dat hij hem even later uit de dood zou opwekken. Naar mijn mening wist hij dat ook niet op dat moment. Elke keer weer moest hij maar afwachten of het Goddelijke in hem, of God in hem zou werken met kracht en genezing. Als mens bleef hij mens met al zijn twijfels en verlangens, ondanks zijn grote geloof, zijn grote vertrouwen in God. Zoals we later in dit verhaal zullen zien.

Die mensenzoon wordt verheerlijkt. Dat betekent  dat hij straks volledig wordt verbonden met de geest. Meer nog dan tot nog toe in zijn leven. Verheerlijken is een proces dat zich langzamerhand voltrekt aan Jezus. Op een aantal momenten, op vele momenten kan men dat zien. Bv bij zijn doop wordt het goddelijke in hem sterker, als hij verlicht wordt op de berg ontwaakt het goddelijke in hem verder. Zijn genezingen getuigen van de goddelijke kracht in hem. Zijn goddelijkheid wordt vollediger en voltooid als hij opstaat na zijn dood en nog meer als hij in de Hemel komt.

Maar wat heeft dat te maken met die graankorrel?

Veel heiligen en mystici maken een vorm van verheerlijking mee. Misschien niet zo volledig als Jezus.

In hun zoeken naar God worstelen mystici vaak met hun proces van zuivering, ieder mens, wij worstelen daar ook mee. Worstelen met onze neigingen, worstelen met ongeloof, met wanhoop. We vragen ons vaak af, hoe moeten we de liefde in praktijk brengen, wat is dan liefde. Hoe moeten we ons openstellen voor God en voor anderen.

Als het ons goed gaat, als onze strijd wat is geluwd, zijn we geneigd ons zelf te verheerlijken. Maar pas op als je jezelf teveel verheerlijkt. Jij denkt het te weten, jij zet je wil door omdat je denkt dat dat zo moet. Je luistert niet meer naar mensen, naar je partner, je staat niet meer open voor God.

Jezus zegt met zijn verhaal van de graankorrel eigenlijk het zelfde. Als je te veel op jezelf blijft, dan sta je niet meer open voor een nieuw leven, een leven dat moet leiden tot de opnieuw geboren mens, de nieuwe mens.

Het beeld is dat een graankorrel moet sterven om te groeien tot zijn ware bestemming,. Hij moet niet zichzelf willen blijven, maar worden tot voedsel voor de jonge loot in hem. Blijft hij zichzelf, blijft hij heel, dan zal hij ingekapseld worden in zichzelf. Hij zal eerst veel van zijn gerichte energie, van zijn drijfveren, van zijn wezen moeten verliezen, zodat dat gebruikt zal worden voor de groei van de spruit, die in hem zit, die uit hem komt. Hij is voedsel voor iets dat groter is dan hijzelf. Als we ons vastklampen aan oude gewoontes aan ingewortelde behoeften en verlangens dan worden wij geen voedsel voor iets dat groter is dan wijzelf. En dat betekent dat we veel van ons eigen drijven, van ons eigen leven, extreme fixatie op onze carrière moeten loslaten, pijnlijk moeten loslaten, om open te staan voor de geest. We moeten onze talenten en energie inzetten voor dat andere, voor God.

Vroeger werd mij geleerd dat we ons eigen ik moesten verliezen, als de graankorrel. Maar dan dacht ik hoever gaat dat verlies? Verdwijnt mijn ziel of alleen mijn egoïsme. Verdwijnt ook het goede in me, of wat ik goed vond in mezelf. Verdwijnt mijn roeping, mijn kern van leven, mijn oprechte streven. En was dat wel de juiste roeping, waren dat wel de juiste motieven?

Immers vaak komen we bedrogen uit in onze levensdromen, onze levenswensen, onze levensplannen. En zitten we op een doodlopende weg. Een verkeerd beroep, een verkeerde partner, een verkeerde levensinstelling.

Mijn bezorgdheid ging zelfs verder tot voorbij de dood. Geen angst voor de dood, maar zal mijn ziel blijven leven na de dood.

Ik dacht nog niet in termen van hemel of hel. Maar wel in termen van leven of dood van je ziel. Of anders gezegd, zal ik worden opgeschreven in het boek van God of zal ik daar worden gewist.

Jezus zal veel hebben moeten verliezen. Een wens naar een vaste woonplaats, een wens naar een partner, en naar wat voor een Jood zeer belangrijk was en is, een wens naar kinderen. We weten niet in hoeverre dat moeilijk was voor hem, maar dat hij het moeilijk heeft gehad met zijn opdracht vertelt deze tekst.

Jezus verzucht: ‘Nu het zover is, is mijn ziel ontsteld. Zal Ik dan zeggen: "Vader, red Mij uit dit uur"? Nee, want juist daarom ben Ik gekomen: met het oog op dit uur.’

Zelfs Jezus krijgt het benauwd. Wat zal er straks met hem gebeuren. Hij weet eigenlijk al waar toe dit alles zal leiden: de kruisgang. Maar weten is nog niet ondergaan. Kennelijk is hij er wel bezorgd om.

Vlak voor hij gekruisigd zou worden zag hij het ook op de Olijfberg even niet meer zitten. Toen hij daar zijn lot en missie overdacht werd het hem eng in het hart, hij neigde er toe de beker van zijn lijden niet meer uit te drinken. Zo worstelde hij dan met het besluit om door te gaan met zijn missie, juist op het uur dat hij verheerlijkt zou worden , vlak er voor. Hij weet even niet of hij het zal halen, of hij het kan verdragen, maar zijn vertrouwen is groot. Hij begrijpt nu ook dat juist hij het moet doen.

Hij zet zijn menselijke ik opzij. Hij kiest voor Gods plan.

Dat zegt hij met de woorden: ‘Vader verheerlijk uw naam.’ Ofwel benader mij met uw geest. Daarmee geeft hij zijn wil over aan God. Hij geeft God zo kracht in zich, waardoor deze hem nogmaals bevestigt met de woorden:

‘Die heb ik al verheerlijkt en ook nu zal ik Hem verheerlijken.’

God geeft als het ware nu ook getuigenis aan de mensen buiten Israël, hij dondert over de menigte, ook tot Grieken, dat dit Gods zoon is. Zo groeit de kracht van God in Jezus verder. Jezus overwint daarmee zichzelf. De graankorrel sterft, de graankorrel leeft.