Hij legde zijn bovenkleren af (2012)

 

Onze voeten dragen ons.  Ze kunnen ons ver brengen.   Zij kunnen vermoeid zijn van het gaan en ze vragen om verzorging.  Podologen beweren dat zij veel kunnen aflezen van de voetplank.  Paulus prijst de voeten van hen die vrede brengen (Rom. 10,15; Jes. 52,7).  De voeten van Jezus hebben hem van Galilea tot in Jeruzalem gebracht.  Samen met zijn leerlingen heeft hij het stof van de wegen gevoeld en soms gedacht het af te schudden, wanneer hij niet werd aangenomen.

Verzorging en hygiëne van voeten zijn onmisbaar.  Het kan een werk van barmhartigheid zijn om mensen hierbij te helpen.  Als we klein waren, hebben onze ouders ons verzorgd; nu ze oud zijn, zijn ze dankbaar als hun kinderen hun deze kleine wederdienst bewijzen.  “Ik houd daar niet van,” zei een jong meisje, als haar mama een gewezen verpleegkundige voetverzorging deed bij een verwante.  Geen enkel werk is minderwaardig.  Mensen willen gewaardeerd worden in wat ze doen.

Excuseer voor deze inleiding.  Deze basale zorg lijkt ver af te staan van de verheven aanhef van het evangelie van Witte Donderdag, een tekst van Sint Jan.  Het is het begin van het tweede deel in zijn evangelie, dit van het uur en van de heerlijkheid.  Het eerste deel handelde over de tekenen van Jezus.  Het Uur, dat al werd aangekondigd bij de bruiloft in Kana, is nu aangebroken.  Het is het uur van het heengaan van Jezus, langs zijn passie en doorheen zijn verrijzenis.  De evangelist benadert Jezus in zijn verbondenheid met de Vader en in zijn verbondenheid met ‘de zijnen’, zijn leerlingen en de mensen die hij had ontmoet.  Het maal dat hij met hen houdt en alles wat in die laatste dagen gebeurt is een bewijs van zijn liefde tot het uiterste toe.  Hij toont liefde die duurt tot zijn laatste adem, een liefde die zich helemaal, totaal en radicaal geeft.  Ze is de volmaakte vervulling van de liefde, die vanuit de Vader komt en zich in Jezus manifesteert.  

Het paasfeest was op handen.  Het samenzijn van Jezus met zijn leerlingen, zijn ‘companieros’, compagnons om het brood te delen en te eten zou op de dinsdag van de Goede Week plaats hebben gevonden.  Volgens Johannes sterft Jezus de vrijdag op het ogenblik dat de paaslammeren worden geslacht. 

Tijdens die maaltijd stelt Jezus een teken.  Het is een profetisch teken van de dienst die hij op Goede Vrijdag voltrekt.  Het drukt uit wat gans zijn leven is geweest.  Hij was bewust van zijn waardigheid, bewust dat hij van de Vader is uitgegaan en naar Hem terugkeert.  De voetwassing die volgt op de plechtige aankondiging is een gebeuren met weinig woorden en met krachtige werkwoorden.  Zij herinneren aan de woorden die hij als Goede Herder al eerder had uitgesproken over zijn leven geven en het terug opnemen (Joh. 10,11.18).  In de zaal van zijn Laatste Avondmaal legt Jezus zijn bovenkleren af om ze nadien terug aan te trekken.  Op de achtergrond klinkt tijdens de voetwassing de hymne uit de brief van Paulus: “Christus factus est pro nobis obediens.”  “In een symbolische handeling vat Jezus zijn hele verlossend werk samen” (Benedictus XVI, Jezusboek II, p. 63).

Jezus onthaalt zijn leerlingen bij de maaltijd als gastheer (cfr. Gen 18,3).  Een welstellende gastheer belast zijn slaven met de zorg om de voeten van de genodigden.  Knielen, dat is niet zijn zaak.  Wat Jezus doet als gastheer, dat is werk van knechten en meiden.  Het is de omgekeerde wereld.  Petrus protesteert en wil niet dat Jezus, zijn leraar en Heer, hem de voeten wast.  Het is niet gemakkelijk om een dienst van iemand anders aan te nemen.  Wat Jezus doet, verwijst naar de dag nadien, naar Goede Vrijdag.  Daar reinigt hij zijn volk niet met water, maar met zijn bloed. Daar geeft hij zich ten volle.
 

In het gesprek over het al of niet rein zijn steken verwijzingen naar de reiniging door de zondevergeving en naar het wassen met het doopwater.   Bij de voetwassing van zijn leerlingen gebeurt zelfs het ongehoorde dat Jezus de voeten wast van Judas.  Jezus wist dat deze hem zou verraden en toch gaat hij zo delicaat om met die moeilijke leerling.  Hij stelt hem niet aan de kaak, maakt geen verwijt, geeft hem een stuk brood.  Wellicht had Jezus gehoopt door zijn goedheid Judas te veranderen.  Hij heeft hem niet veroordeeld.  Jezus betreurt dat Judas zich niet heeft bekeerd en dat diens berouw vertwijfeling is geworden.  Ook aan hem zou God vergiffenis geschonken hebben.  

De voetwassing drukt uit wie Jezus was.  Ze zal voortaan het gedrag van zijn leerlingen bepalen.  “Gij behoort elkaar de voeten te wassen.”  “De oproep om te doen wat Jezus heeft gedaan, is niet een moralistisch verlengstuk van het mysterie of iets wat daar haaks op staat.  Het volgt de innerlijke dynamiek van de gave zelf, daarmee maakt de Heer ons tot nieuwe mensen en neemt ons in de zijne op” (Op. cit. p. 67).  De voetwassing wordt gevolgd door de afscheidsrede, waarin Jezus de onderlinge liefde benadrukt en het ‘nieuwe gebod” geeft.

Tijdens de vieringen van de Goede Week genieten we dankbaar van de belangrijke liturgische hervormingen uit de vorige eeuw.  Nog voor het tweede Vaticaans concilie bracht de vernieuwing in de diensten van het heilige Triduüm veel vreugde.  De diensten gebeurden vroeger ’s ochtends.  In de kathedralen was tijdens die viering de chrismawijding.  Enkel daar en in abdijen was er voetwassing.  Nu kan deze in elke viering gebeuren.  Protestanten zijn met deze traditie niet zo vertrouwd.  Bij evangelische Kirchentage en op de Katholikentag is er de laatste jaren een sectie over pelgrimeren, waarin voeten van deelnemers worden gewassen.  Bij de tweede Ökumenische Kirchtentag reikten twee jonge mannen aan de voorbijgangers een kaartje aan met de vermelding Joh. 13,14.  Ze waren bereid het schoeisel te poetsen van wie even pauzeerde. 

Witte Donderdag, de dag van de diaconie.  Wanneer in de viering de voeten worden gewassen, dan zijn daarmee zoveel mensen ingesloten die dag aan dag zorg dragen voor medemensen, zowel in gestructureerde zorg als in zoveel kleine daden van goedheid.