3e zondag van de advent (2003)

Verleden week werden we al meegenomen door Johannes de Doper, onze woestijnprediker. Terug naar de tijd dat Israël door de woestijn moest, loskomen van Egypte, loskomen van Farao, loskomen van al die verlangens waardoor we ons zo vaak laten leiden. Op weg om Gods wil te leren kennen en te leren volbrengen, te doen.

Dat is het thema van vandaag: ‘doen'. Wat te doen? Dat is de vraag die vooraan in het Evangelie klinkt: "Wat moeten wij doen?" De kunst is om dit Evangelie zo te horen, alsof het vandaag gebeurt, en jezelf erin te herkennen. Waar zitten wij in dit Evangelie?

Drie groepen kun je herkennen. De mensen die naar Johannes komen. Doorsnee kerkgangers. Zij vragen: "Wat moeten wij doen?" Gewone mensen, met hun gewone fouten, met hun gewone deugden, doorsnee, geen heiligen, geen grote zondaars, ze doen hun best, maar het wil niet altijd lukken. Soms onrustig, afvragend of het wel genoeg is wat ze doen, terwijl ze andere keren zichzelf geruststellen, God is toch barmhartig. Daar zitten ze tussenin. Zij vragen Johannes: "Wat moeten wij doen?"

Herkent u zich in hen? Dan is het antwoord van Johannes de Doper ook voor u bestemd. "Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft, en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen". Zo, dat is dat. Weet u hoeveel mensen niets hebben. Niets betekent niet dat ze helemaal niets hebben, maar dat ze te weinig hebben om van te leven en net nog teveel om dood te gaan. Je kunt het ook andersom vragen: ‘Wanneer geef ik genoeg, naar de maat van Jezus?' Durft u die vraag aan? Zou u vandaag met deze vraag naar Johannes de Doper durven stappen. Heb je dubbele kleding? Geef de helft weg. Heb je een dubbel oogst aan graan, teveel voor jezelf, geef het overtollige weg. Heb je een tweede huis, geef het aan een dakloze. Heb je een tweede auto, geef hem aan iemand die geen auto heeft, een tweede TV, een tweede baantje, geef hem aan wie geen werk heeft. Dat van die dubbele kleding, tja, daar kunnen we nog wel iets mee. De MOV haalt de kleren op die we over hebben. Maar ik geloof nooit dat Johannes de Doper dat bedoelt.

Zo zie je dat ook voor de gewone mensen die oproep niet erg gemakkelijk is. Laat staan als je wat meer aan de rand van de Kerk of de gemeenschap verkeert. De tollenaars bijvoorbeeld. Altijd wat méér rekenen en niet doorsluizen naar de keizer, niet naar de regering, niet naar de overheid. Méér rekenen en dat in je eigen zak steken. Je ziet zo dat het verlangen naar méér ons al in de greep houdt vanaf Adam en Eva. Neem toch, eet toch, vooral dat wat God verboden heeft. Zo spreekt de verleider, de bekoorder: God gunt het je niet, dus zorg voor jezelf. Haal binnen, meer, groter, sterker, invloedrijker, machtiger, mooier, sexyer, sneller, jonger, knapper, intelligenter.

Waarom kom je in die sferen nooit woorden tegen als, bescheidener, geloviger, milder, evenwichtiger, trouwer, aardiger, nederiger, kleiner, goedgeefser, vriendelijker, geduldiger en vergevingsgezinder? Het zijn als het ware twee werelden waar geen tussengebied mogelijk is. De wereld van God en de wereld van de mensen. Het Rijk van God en het rijk van de mensen.

Die tollenaars staan voor al die mensen die zwichten voor de mogelijkheden om op een onrechtvaardige manier rijk te worden. Dat is rijk worden ten koste van anderen, ten koste van de gemeenschap. Johannes zegt dan: stop met dat méér. Niet méér vragen dan is vastgesteld. Dan heb je geen last van kartelvorming, van prijsafspraken, van handel met voorkennis, van belastingontduiking, van woekerwinst, van prijzenoorlogen. Dan rekent ieder wat rechtvaardig is en krijgt ieder wat rechtvaardig is.

Maar het kan nog erger. Soldaten. Ook zij komen bij Johannes. Wat moeten wij doen? Dan is Johannes nog duidelijker. Niet plunderen, niet afpersen maar tevreden zijn. Ook daar gaat het om de neiging altijd méér te willen. De soldij is niet genoeg, je lust altijd nog meer bier, en je wilt toch wel een mooie oude dag, dus iets méér is nooit weg. En je hebt nu eenmaal de macht, je hebt de wapens, het is niet moeilijk om iemand onder druk te zetten. Dus chantage, maffiapraktijken, intimidatie, geweld, maar ook vandalisme, willekeur, haantjesgedrag. Je ziet het ook op de weg, je ziet het in bedrijven, in gezinnen. Wat geeft Johannes als remedie? ‘Tevredenheid'. Wees tevreden met je soldij, wees tevreden met je baan, met je partner, met je gezin, met je positie, met je huis, met je leven, wees tevreden.

Waarom komen die mensen eigenlijk naar Johannes de Doper toe, als ze zulke antwoorden krijgen. En hebben ze het zich aangetrokken? Hebben ze die dubbele kleding gedeeld, hun graan, land, geld? Hebben ze zich bekeerd? Waarom ging het volk, gingen tollenaars en soldaten naar Johannes? En waarom zit u hier? Uit gewoonte? Om wat inspiratie op te doen of alvast wat in de kerstsfeer te komen? Omdat u graag zingt en er zulke aardige liedjes in de viering zijn gekozen? Of om te horen wat u moet doen? Maar als we dat dan horen, en Johannes windt er geen doekjes om, wat doen we er dan mee?

Straks gaan we naar huis, nog even klinken die woorden door, die vraag: "Wat moeten wij doen?", maar al heel snel zitten we onderuit, staat de voetbal aan, of het nieuws, of een film, praten we over het weer en de files, of leggen we een kaartje en mopperen op de maat die een kans mist. Nog even en we gaan weer naar die verjaardag, waar we meepraten over anderen, waar we ook zeggen dat de Kerk toch wat achterloopt, dat de paus toch lekker met pensioen moet gaan, dat de kardinaal het ook niet weet. Nog even en we praten mee met Barend en van Dorp als de nieuwe hogepriesters van de media, met de films waarin we kijken naar intimiteiten die nooit bedoeld zijn voor de film. Nog even ...

Een boeteprediker. Je gaat erheen net als die mensen toen, en dan ... Je vraagt: "Wat moet ik doen?" En dan ...

Er staat nóg een zinnetje in het Evangelie: "Het volk was vol verwachting. Ze vroegen zich af of Johannes misschien de messias was". Ze waren vol verwachting voor de komst van de messias. Misschien is dat wel het grote verschil tussen hun en ons. Zij waren nog vol verwachting. Wij hebben alles al. We hebben zelf het paradijs geschapen, we hebben zelf alles onder controle. En als er onverwacht iets gebeurt wat daar niet mee strookt, dan schrikken we even, maar na een paar weken of maanden, gaan we weer gewoon door, zo tevreden over ons eigen bestaan en toch steeds méér willen. Wat zitten we toch vreemd in elkaar.

Verwachten wij Jezus nog? Verwacht ik dat Hij iets te betekenen heeft in mijn leven? Alleen dan kan Kerstmis zijn feest worden. En anders ... dan passeert het, voor de zoveelste keer, zonder dat er iets verandert. Moge Johannes, de Adventprofeet, ons helpen. Amen.