3e zondag van de advent (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 171 niet laden

Eens we zo ver zijn, - ik bedoel de derde zondag van de advent - zouden we wel eens durven vergeten dat we halfweg december zijn en dus de zes donkere weken, en wat het weer betreft: best mogelijk dat het echt koud wordt en dat er al eens een sneeuwvlokje kan vallen ook. En wij dan maar een zuur gezicht opzetten en klagen!

Paulus zal wel niet naar Frank Deboosere hebben geluisterd, maar hij spoort ons aan om juist het tegenovergestelde te doen: geen triestig gezicht, maar hoe zegt hij het in zijn brief aan de Filippenzen, zojuist voorgelezen? "Verheug u!" Alleen is de reden van dat verheugd zijn iets helemaal anders dan de weersverwachtingen en de winter die voor de deur staat: "Verheug u in de Heer" zegt hij. "Verheug u in de Heer ten allen tijde. Nog eens: verheug u."

Vanouds werd de derde zondag van de advent zo genoemd: de zondag van laetare, en laetare is het Latijn voor 'Verheug u'. Als er één zin is, door Paulus geschreven, en waar ik helemaal met hem akkoord kan gaan, dan is het toch wel deze. Ik heb een hekel aan christenen die er met een gefronst voorhoofd bij zitten in kerk of kapel. Gelovigen zouden moeten een vreugde uitstralen die bij andere mensen aanstekelijk werkt. In het Frans bestaat er een soort spreuk: "Des saints tristes, ce sont de tristes saints". Hoe moet ik dat vertalen? "Heiligen die triestig kijken zijn maar triestige heiligen."

En Paulus stapt niet zo vlug van zijn onderwerp af. "Verheug u in de Heer ten allen tijde. Nog eens: verheug u. Uw vriendelijkheid moet bij alle mensen bekend zijn." Als ik in de loop van deze week die tekst las, dan vroeg ik me af of ik nu droomde of niet, of moest ik de vertaling in vraag stellen? Een mens wordt nogal gemakkelijk in onze samenleving getaxeerd naar de graad van zijn 'vriendelijkheid', maar ge moet Paulus heten om dat te linken met het geloof en het christen zijn. Hij zal het wellicht niet zo letterlijk bedoeld hebben als wij het in onze taal verstaan. Maar dan komt hij weer aandraven met de reden van onze vreugde: "De Heer is nabij". Vooral in de adventstijd komt dat thema ons bekend voor. We vinden het ook terug in meerdere adventsliederen: 'Daal tot ons af, Gods eeuwig woord.' 'Omdat Hij niet ver wou zijn is de Heer gekomen.' 'Wees blij, o Israël, Hij is nabij, Immanuel.'

Is dit alles door mij ver gezocht? Dan val ik terug op het openingswoord van daarstraks en dat heb ik niet zelf geschreven: "Wie we ook zijn, we mogen vreugde vinden in het besef dat de Heer nabij is. Hij wil ons zijn vrede en zijn liefde schenken." Wie we ook zijn... Het zal verleden zondag heel wat T.V.-kijkers opgevallen zijn wie er daar vrijmoedig voor uitkwam heel veel in de bijbel te lezen. 'Wie we ook zijn...' Die deelnemer aan dat spelletje was geen vrome monnik.

Terug naar het openingswoord: "Tegelijkertijd nodigt Hij ons uit om zelf ook concrete daden te stellen van liefde en gerechtigheid..." Als het in de toneelwereld was, dan zou ik zeggen: "Changement de décor" "Verandering van scène" en ik stap over van Paulus naar de evangelist Lucas die Johannes ten tonele voerde en de mensen die naar hem kwamen luisteren. Drie keer hebben wij daar de interpellatie gehoord: "En wij, wat moeten wij doen?" De vraag kwam van gewone mensen -zoals wij- , en van tollenaars en van soldaten. En het antwoord van Johannes? Drie keer specifiek aangepast aan de positie van de vraagstellers, maar aangezien wij tot de eerste categorie behoren beperk ik mij tot het eerste antwoord: "Wie dubbele kleding heeft ... enz. Wie voedsel heeft..." Als Johannes hier en nu aan het woord ware geweest, dan zou hij allicht in zijn antwoord Welzijnszorg hebben vernoemd, en ik mag veronderstellen dat u allen begrijpt wat ik bedoel te zeggen.