4e zondag van de advent C

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Het is Micha, die vandaag de fakkel draagt van de vreugde-profeten van de advent. Een kleine profeet, die getuigt over de grote dingen die gaan gebeuren in het onbeduidende Betlehem.

We zijn op enkele dagen van Kerstmis. Maria bezoekt Elisabethh die zwanger is. Zijzelf is zwanger van de heilige Geest. De kerk is zwanger van heilige kerstverwachting. De wereld is zwanger van vrede. Een goddelijk Kind wil geboren worden. Het vraagt al de energie van hart en ziel, van het lichaam van Maria, van ons eigen hart en ziel en lichaam. Het vraagt zijn plaats in onze wereld. Een Kind vraagt de eerste plaats. Alle koningen zullen ervoor moeten wijken. De wijzen en de armen zullen het aanbidden. Zij die het verwachten zullen het vanzelf de eerste plaats geven. De kerk moet naar haar oudste teksten grijpen om ieder jaar opnieuw haar vreugde en haar moed te vernieuwen, om aan dat Kind de eerste plaats toe te kennen.

De verlossing leert hier van de schepping. Wat in de kerk moet gebeuren, gebeurt eerst in het leven van zoveel vrouwen en mannen die moeder en vader worden, van de maatschappij waar kinderen welkom zijn. Geboorte is vreugde en moed samen.

Een welkom kind wordt uit liefde geboren, en liefde is vreugde en moed, is lichaam en geest, is herinnering en hoop, is aarzeling en gave, totdat het kind zelf lichaam en geest opentrekt en de liefde niet meer terug kan en wil. Met deze mengeling van gevoelens verwacht de kerk ieder jaar weer het Kind, en ieder jaar is het weer de Messias zelf die haar levenslust vernieuwt.

Het kind werd verwacht in Betlehem. 'Uit u zal geboren worden Hij die over Israël moet heersen'. Waarom niet uit Jeruzalem? Waarom niet uit de stad waar David koning was? Was de Messias niet uit de stam van David? David zelf was van Betlehem. Jesse, Isaï, zijn vader, was van Betlehem. Jeruzalem had alleen waan en trots betekend. Uit zo een stad kon de Messias niet komen. Hij was van de stam van David, Hij zou 'Zoon van David' genoemd worden, maar Hij was niet van Davids dynastie, niet van de lange lijst van bloedkoningen, wier troon nu door Herodes bezet was. 'De roe van Jesse' moest weer bloeien. Zo zingen de liederen van Kerstmis. Alles moest herbeginnen. De Messias moest een nieuwe zoon van Jesse zijn, een nieuwe David van vóór het koningschap, een kind uit Betlehem, zoals David ooit eens geweest was vóór hij op de troon van Jeruzalem kwam, vóór hij door het slijk van zijn beslissingen en door het bloed van zijn oorlogen waadde.

Een kind moest geboren worden van vóór die tijd, ver van vóór die tijd. 'In het verre verleden ligt zijn oorsprong', profeteert Micha, 'in lang vervlogen dagen'. Een kind moest geboren worden, wiens oorsprong teruggreep naar de tijd vóór de dynastie van David, de tijd vóór de stamvader Abraham, de tijd vóór aller mensenvader Adam. Van goddelijke oorsprong moest het kind zijn. Alleen God kon alles nieuw maken.

Toch moest de Messias een mensenkind zijn. 'Jahwe zal hen niet langer overlaten aan hun lot, dan tot de tijd dat de moeder haar kind gebaard heeft'. Die tijd van een godmenselijk kind is de tijd van Maria, is de tijd van Kerstmis, de tijd van Betlehem, de tijd van de vrouw wier vreugde en moed volkomen zijn, wier Godsvertrouwen volmaakt is, wier Messiasverwachting totaal is, de tijd van Maria, 'vol van genade.'

Zij gaat haar nicht Elisabeth opzoeken. Onder alle mensen op aarde zijn het die twee zwangere vrouwen, die het leven durven geven, die het diepst Gods liefde begrijpen, met hart en ziel, met heel hun lichaam.