Het is een beste jongen, maar hij heeft de verkeerde vrienden. Dat zeiden ze van Jezus. En ‘ze' zijn dan de farizeeën, de godsdienstige leiders, de schriftgeleerden. Hij werd namelijk voortdurend gezien met tollenaars en zondaars, blinden, kreupelen, melaatsen, onrein volk dat zij links lieten liggen.
Om hun uit te leggen dat God - en Hij dus ook - juist voor die mensen kiest, vertelt Jezus over de herder die dat ene verloren schaap gaat zoeken, en over de huisvrouw die blij is dat ze dat ene geldstuk weer gevonden heeft.
In plaats van te zeggen: ‘Och, dat ene schaap, laat maar lopen', of: ‘Och, dat ene muntje, laat maar liggen; we hebben nog genoeg over...' - in plaats daarvan kijkt God uit, en gaat Jezus op zoek, naar die paar tollenaars en andere zondaars die door de brave meerderheid als verloren worden beschouwd, als afgeschreven.
In zijn geest dienen we dus te blijven zoeken om verstoorde relaties te herstellen, zoals ouders die hun kind zijn kwijtgeraakt, of andersom; mensen die een vriend uit het oog verloren zijn, nooit meer iets van zich hebben laten horen; gelovigen die de kerk voor gezien houden.
Blijven zoeken naar elkaar, zegt Jezus, tot je elkaar weer gevonden hebt. Blijven zoeken, de ene mens naar de andere, het ene volk naar het andere, en de ene kerk naar die andere geloofsgemeenschap.
In het zogeheten Conciliair proces hebben de kerken elkaar gevonden, en hebben ze samen aandacht gevraagd voor hun gezamenlijke opdracht: vrede stichten, gerechtigheid bevorderen, de schepping eerbiedig bewaren. Blijven zoeken om steeds meer van tegenstanders te groeien naar bondgenoten.
Wie gelooft in Jezus, ongeacht van welke kerk hij is, moet eraan helpen bijdragen dat religies, volken, kleuren en culturen elkaar zoeken en vinden. Te beginnen in eigen omgeving, door daar niemand af te schrijven of als verloren te beschouwen.
Christen zijn is blijven zoeken naar elkaar, en daarmee naar het verloren paradijs.
De joden dansten indertijd rond het gouden kalf, aanbaden een andere, vreemde God. Ze waren blijkbaar al vlug vergeten uit wat voor ellende hun God Jahwe hen had bevrijd. Vergeten waren ze hoe Hij hen had gezocht in Egypte, toen ze zich daar verloren voelden.
Maar wie de lessen van het verleden vergeet, verdwaalt in de toekomst. Wie echter nog niet vergeten is hoe hij moest evacu-eren, en nog weet hoe wildvreemden hen toen gastvrij ontvingen, die denkt nu veel ruimhartiger over politieke vluchtelingen. Wie nog weet heeft van de razzia's en de trein naar Westerbork, die wordt nooit moe zich te verzetten tegen elke vorm van fascisme en rassenhaat. Wie in de oorlog zelf honger heeft geleden, en dat niet is vergeten, stuurt geen collecte door voor mensen die nu omkomen van de honger.
Vooral een generatie die is opgevoed rondom het gouden kalf, mag nooit vergeten wat er in het verleden is gebeurd, want ‘voor je het weet, draagt de één weer een sabel, en de ander een ster'.