zoekende zorg (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

Wel honderd keer had Mozes het gezegd: ‘Niet ik heb jullie uit Egypte geleid , maar
Gods die ons voorgaat naar het land van belofte. Het is de Héér die voor ons uit gaat, overdag in een wolkkolom en 's nachts in een vuurzuil' ... Ik ben slechts Gods spreekbuis.' Maar de mensen begrepen het niet. Telkens was het meteen: ‘We zullen het Mozes vragen. Die heeft ons uit Egypte geleid. Die zal wel een oplossing weten.' Dat zinde Mozes niet; en hij is de berg opgegaan om God te vragen wat hij daaraan moest doen. De vrucht van zijn retraite heeft hij volgens het bijbelverhaal neergeschreven op twee stenen platen: één met richtlijnen hoe je God in het vizier kunt houden, en één met richtlijnen hoe je in je omgang met elkaar God zichtbaar kunt maken voor elkaar.
Maar voor de wachtende mensen, die een snel antwoord hebben verwacht, is dit te veel geweest. Het duurde ook zo lang. Daarom hebben zij zich maar een nieuwe, zichtbare leider gemaakt: een stier, een leider van waarde; hij is van goud.
Mozes reageert zoals menigeen van ons zou reageren: woedend gooit hij - als ik me zo mag uitdrukken - het bijltje, in dit geval de twee stenen tafelen, erbij neer. Mét dat hij dat doet begint het gesprek met de Eeuwige weer op gang te komen. En het merkwaardige is nu: God, de Eeuwige, de Ander in Mozes, neemt de rol van Mozes over. Hij zegt a.h.w.: ‘Ik trek mijn handen van hen af. Ik laat hen los. Laat hen zichzelf maar vernietigen. Maar met jou, Mozes, wil Ik wel verder. Jij hebt hen uit Egypte gevoerd, en ze hebben jou laten vallen. Alleen jij bent de goede, met jou wil Ik verder gaan'.
Het beeldverhaal laat Mozes echter zeggen: ‘Het is uw volk dat uit Egypte werd geleid, door uw kracht; dat kunt U niet doen: eerst van alles beloven; en als het mis lijkte te gaan, hen in de steek laten. Geef hun een nieuwe kans. En als er gestraft moet worden, neem mij dan maar. Ik heb me schijnbaar zo gedragen dat ze in mij de grote leider zagen en niet in U, de Ene, Yw Naam zij geprezen.' We kennen het vervolg van het verhaal. De Heer laat zich vermurwen. Er komen nieuwe stenen tafelen, waardoor de mensen kunnen leren hoe ze samen de juiste weg door het leven kunnen vinden. Zo zijn ze op weg naar de Ene, begin en einde van alles en allen.

En dan zijn we met het evangelie ineens duizend jaar later. Het volk is nog steeds onderweg. En opnieuw zijn er allerlei problemen, die weer te maken hebben met dat leiderschap.
Er zijn er die zeggen: ‘Als mensen grote fouten begaan, zondige mensen dus, en die te veel aanpassen aan andere denk- en leefwijzen, zoals tollenaars, moet je zulke mensen op afstand houden. Ze vormen een bedreiging voor het gaan op de weg naar de Ene. En wij kunnen het weten. Want wij kennen de geschriften, wij leven volgens de Thora, de Grote Aanwijzing, en wij hebben het goed met jullie voor.' Jezus van Nazaret echter beklemtoont: ‘Als je de geschriften kent, als je leeft volgens de Grote Aanwijzing, moet je juist naar zulke mensen toe gaan en hen niet uitsluiten. Wij zijn samen op weg. Dan moeten we ook samen proberen aan te komen. Dan zal er vreugde zijn in de hemel. Want de hemel is God zelf, die alles omgeeft en allen één maakt. Als iemand zich daarbuiten heeft geplaatst, als iemand dreigt weg te gaan of verloren is gelopen, moet je gaan zoeken en blij zijn als je zo iemand hebt gevonden.

Een goede leider - af, als u wilt: herder; en ieder van ons is geroepen om te herderen - probeert zorg te hebben voor iederéén, ook voor mensen die niet in
de pas lopen van de kudde of van wie wij vinden dat zij dat niet doen. Wij zijn geroepen om te proberen verloren gelopen schapen terug te vinden om ze blij op te nemen in het geheel. Als wij zo trachten te leven en te handelen, zijn wij als die hartelijke en zorgzame huisvrouw, die dat ene verloren geldstukje, de drachme die men vaak gebruikte als sieraadje aan kettingen en op kleren,, wil terugvinden en blij is als dat gelukt is. Want elke mens, hoe gering en hoe beschadigd ook, is een sieraad in Gods schepping. En dan mag je heel blij zijn als zoiets, als zo iemand weer zijn of haar plaats krijgt.
Wie goed herdert, probeert niet met angstig-benauwde en benauwende regels en wetten de kudde bij elkaar te houden, maar heeft voortdurend oog voor de ruimte waar in ieder zich naar haar of zijn eigen waarde kan ontplooien ten opzichte van zichzelf en ten opzichte van anderen. Mogen wij samen verder trekken onder leiding van Hem over wie wij in psalm 103 zingen:


Ja, wat de hemel is voor de aarde,
dat is zijn liefde voor hen die geloven. ...
Mensen, hun dagen zijn als het gras,
zij bloeien als bloemen in het open veld.
Dan waait de wind, en zij zijn verdwenen.
Maar duren zal de liefde van God
voor allen die zijn verbond bewaren,
zijn woord behartigen en het volbrengen.'
Het is van belang, in en vanuit die liefde
en zelfs zoekende zorg te leven.