24° Zondag C (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Het was vrijdagmiddag. Het spreekuur was al voorbij. Ik zat achter mijn computer e-mails te beantwoorden. Toen werd er aangebeld. Ik ging naar het raam van mijn studeerkamer. Geluidloos opende ik dat raam en keek naar beneden. Voor de deur stónd, ik keek neer óp: de vroeger blond-gebleekte, nu peper-en-zoutkleurige kruin van een dame die ik ken. Zij was in het gezelschap van een aangelijnde teckel. "Uhn-uhnn", dacht ik, "die heeft iets nodig." Ja, zo ken ik die dame. Ik ken haar half-privé, half-ambtsmatig. Zij is half-vriendin, half-"pastoraal contact" als het ware. En "ze heeft altijd wat nodig" zoals dat heet. Ze meldt zich nooit "zomaar" - omdat ze mij bijvoorbeeld aardig zou vinden en gewoon even zou willen zien.

"Studeerkamer", "ik keek neer op", "pastoraal contact": hoorde u die woorden dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk? Hoort u wat een positieverschil en machtsverschil er in en achter en onder die woorden zit en wat een arrogantie ook? Hoort u hoe ik die kleine dame daar beneden neerzet? Nee, niet nederig.

Ik stond aan het venster. Ik keek op haar neer. Ik zei niets. Zij kwam met teckel en al in beweging, liep door het tuinhek naar de straat en bewoog zich in de richting van de kerk. En ik dacht: die zie ik zo dadelijk als het avondgebed begint ongetwijfeld wéér. En dat is dan vroeg genoeg. En zo geschiedde. Terwijl ik het programma van het gebed op het leitje achter de oude preekstoel aan het krabbelen was verscheen zij. Een tijdje terug al was ze haar huis kwijtgeraakt. Dat wist ik. Gelukkig had ze mogen intrekken bij een vriendin. Maar die had haar er nu uitgegooid zo vertelde ze. En nu had ze gedacht: kan ik niet bij jou (bij mij) voor twee weken van die logeerkamer op zolder gebruik maken? - inclusief de hond, dat was duidelijk.

Ik moet u zeggen, dierbare parochianen en gasten: ik kreeg niet hetzelfde gevoel en heb haar niet toegesproken op dezelfde manier als de vader van die twee zoons uit de evangelie-tekst die ik u zo-even voorlas; mijn gevoel en mijn woorden waren niet zoals die van die vader als hij zijn zoon die hij zó lang niet gezien heeft wéérziet. In mijn houding ten opzichte van die kleine-dame-met-hond leek ik denk ik meer op de oudste zoon van die man, de oudere broer van die jongen: ik reageerde behoorlijk nukkig en onvriendelijk op de vraag van die kleine dame die ik ken als iemand van twaalf ambachten en dertien ongelukken: Ze laat haar tas in de tram staan. Haar mobieltje plonst in de gracht. Ze valt van de fiets. Het is een warhoofd - moet je horen wie het zegt. Altijd heeft ze geldproblemen. Het ene gat vult ze met het andere.

Maar het is ook een lieve schat. Ze heeft een lief, zacht karakter. Lief voor mensen, lief voor dieren. Ze kan ook geweldig blij zijn en geweldig lachen. In elk geval kon ze dat vróeger in de tijd dat ik haar vaker zag. Zij is eigenlijk iemand die het leven op deze aarde helemaal niet áánkan. Haar karakter, haar achtergrond en gebrekkige opleiding maken haar voor onze harde wereld heel ongeschikt. Een hopeloos geval, dat is zij - maar een prachtig kind van God, véél mooier eigenlijk, op het eerste gezicht in elk geval, dan veel mensen die zich in deze wereld uitstekend redden.

                                            Verlos ons van de droom die leven heet,
                                            Waarin men schuifelt      op vermoeide voeten,
                                            Ofwel zich haast naar een verbeeld ontmoeten
                                            En even later zich weer eenzaam weet;
                                            Waar kinderen reeds       boosaardig zijn en wreed
                                            En zachte dieren zich verbergen moeten;
                                            Verlos ons van de droom die leven heet.

- woorden van de dichter H.W.J.M. Keuls (1883-1968), woorden waarbij ik aan haar moet denken: aan de kleine-dame-met-de-teckel.

Heeft zij nu in de nacht buiten gelopen in de regen? Het zou zomaar kunnen. In onze stad raken veel mensen dak en thuisloos.

Ik kreeg spijt. Ik dacht: een paar nachten, twee weken desnoods had ik haar, met goede afspraken, toch wel kunnen laten logeren... Mijn keuken wordt gerenoveerd. Dat is nog steeds niet klaar. Volgende week krijg ik een logé. En ook pastor Lokkerbol en onze priester-stagiair Richard Lobo maken gebruik van die zolderkamers. Haar eventueel huisvesten komt dus "niet goed uit". Maar komt het ooit wél goed uit dan? Gistermiddag na de mis ben ik naar het politiebureau aan de Ferdinand Bolstraat gegaan en heb daar gemeld: als u op straat op een kleine dame stuit met een teckel... waarschuw mij dan... Ik heb haar laten lopen. Dus nu moet ik naar haar op zoek, naar dat verloren schaap...

God houdt heel veel van haar, dat weet ik zeker. God ziet haar graag komen. Hij ziet haar graag terúgkomen. Het is voor de-dame-met-de-teckel te hopen dat zij mensen tegenkomt die minder moeite hebben dan ik om zich door dát inzicht ook te laten leíden. God wáár maken: daartoe wil het evangelie van deze zondag, over die vader en zijn twee zonen, ons duidelijk aanmoedigen.

Afgelopen week vergaderde het parochiebestuur. Er kwamen cijfers op tafel en grafieken, curves. Ik moet zeggen, dierbare gasten en parochianen: daar word je niet vrolijk van. De bezoekersaantallen en de inkomsten van de parochie lopen terug. Als dat zo doorgaat, dan zie ik de toekomst van dit kerkgebouw somber in. Wat dus te doen, als kerk? In het licht van deze evangelietekst denk ik: wij zouden als kerk en ik zou ook als pastor veel gastvrijer, hartelijker en royaler moeten zijn. Moge God geven dat we het kunnen, u en ik. Amen.