Drie parabels, maar telkens dezelfde teneur: vreugde om het verlorene dat terug gevonden werd of die teruggekeerd is. En net omdat er vreugde is, is dit op en top Blijde Boodschap. De drie parabels zijn een antwoord van Jezus op opmerkingen over het feit dat Hij omgaat met mensen die gezondigd hebben. Ook in die tijd droegen bepaalde mensen al een etiket dat hen in deze of gene categorie deed belanden. Jezus doorbreekt dat hokjesdenken: een mens is meer dan wat hij zegt of doet én ieder mens moet uitgenodigd worden om deel te hebben aan het Rijk Gods. Helaas moeten we meer dan twintig eeuwen later nog altijd constateren dat veel mensen – wellicht ook wij wel eens – nog altijd mensen indelen in goede, minder goede en slechte mensen. En nog steeds vinden we dat iemand die dwaze en domme dingen doet het niet verdient om altijd maar weer een kans te krijgen. Hoe meer we te maken krijgen met terreur bijvoorbeeld, hoe vaker we repressie al enig antwoord gaan vragen. Deze parabels blijven dus nog altijd toepasselijk.
Het verhaal van het verloren schaap mag dan mooi zijn om te lezen, het is onverantwoord om zo te handelen. Zo denken ten minste economisch ingestelde mensen. Je laat geen kudde schapen achter om ééntje te gaan zoeken. Maar God denkt anders. Voor Hem is dat verloren gelopen schaapje zeer belangrijk. Een belangrijke kanttekening voor mensen die in hokjes denken en die menen dat God vooral moet omzien naar de mensen die hard proberen om een goede gelovige te zijn. Dezelfde teneur in het verhaal van de drachme en van de verloren zoon.
Bij dat laatste verhaal denk ik dat ieder van ons zich wel kan inleven in de drie personages: de vader, de oudste en de jongste zoon. Veel mensen spelen de drie rollen wel eens in hun leven. Maar toch blijft de cruciale rol weggelegd voor de vader, die door de meesten als God de Vader gezien wordt. Ook in dit verhaal leert Jezus ons een God kennen die niet berekend is, maar in de eerste plaats barmhartig. Ook al zijn we in het jaar van de barmhartigheid, toch blijft het beleven van barmhartigheid een moeilijke kwestie. Hoe mooi we het ook vinden dat die Vader zijn zoon staat op te wachten, diep in ons binnenste kijken we misschien wel uit naar een God die meer beantwoordt aan wat wij van God verwachten: een strenge bewaker van een goed moreel leven.
Maar zo is God niet. Zoals de meeste vaders het blijven opnemen voor hun kinderen, ook al steken ze dwaze dingen uit, zo is het ook met God. Het gaat niet in de eerste plaats om het ego van de Vader, maar wel om het welzijn van zijn kinderen. Elke ouder weet dat je bezorgd blijft om je kinderen, ook al zijn ze al het huis uit. Zo is het ook met God. Dat dit weerstand oproept bij diegenen die thuis gebleven zijn en alles gedaan hebben om het de Vader naar de zin te maken, hoeft ons dus niet te verwonderen. Hoe zit het met ons? Laten wij ons hart volstromen met die onvoorwaardelijke liefde van God of laten we ook afgunst binnensluipen? Hebben wij zoveel naastenliefde in ons hart dat we het niet erg vinden dat anderen mogen delen in het Blijde Nieuws waaruit wij leven? We moeten niet nijdig worden omdat God zondaars blijft welkom heten, wij blijven ook delen in het leven van Jezus, daartoe zijn we gedoopt. Probeer dus gewoon te delen in de vreugde van de Vader, dat maakt alles een stuk makkelijker.