Je gelooft nooit tevergeefs

'Heer, geef ons een beetje meer geloof'
is dat niet troostend voor ons,
dat de eigenste vrienden van Jesus dat vroegen.

'Heer, geef ons een beetje meer geloof...'
nu het naar de kerk gaan een hele bijzondere daad is geworden
waar velen van zeggen: 'hoe krijgt hij of zij het verzonnen.'

'Heer, geef ons een beetje meer geloof...'
de mensen zijn zo zwak, de vrede is zo ver..
de oorlog duurt zo lang,
de rechtvaardigheid is er nog lang niet:
de mensen zijn nog steeds niet wijzer.

Jesus lijkt dat allemaal te begrijpen
Hij wil ons een beetje troosten.

Weet je met wat voor soort mensen God toch goede dingen kan doen?
Het Lucasevangelie noemt ze:
Ik laat even de mensen die in het 14e t/m het 17e hoofdstuk voorkomen de revue passeren:
- van de straat opgeraapte gasten die een bruiloftszaal moeten vullen,
- een zwerfjongere (de verloren zoon) die van huis weggelopen is,
- een man die beroofd wordt door een paar onverlaten maar geholpen wordt door
een gastarbeider, een samaritaan,
- een arme weduwe die haar uitkering kwijt is,
- een collaborerende tollenaar, een corrupte rentmeester en nog wat aanverwant volk.
En met zulke mensen bouwt God zijn Koninkrijk op.

De evangelist Matteüs in wiens boek we in de komende advent weer gaan lezen zet in zijn evangelie frisse idealisten voor ons neer: vrededoeners, rechtvaardigen.

Dan denk ik aan een soort dappere Joggers,
Als ik een beetje vroeg op ben, tref ik ze onderweg altijd aan.
Wakkere, sportief geklede lieden, vrijwel altijd mannen.
Kennelijk hebben die verder niet genoeg lichaamsbeweging
en hebben ze het meer nodig dan vrouwen.

Ze kijken heel ernstig,
hun gezichten hebben vaak een verbeten gelaatsuitdrukking
die vaak zeer komisch overkomt
en contrasteert met het clowneske sportieve slobberpak
dat kennelijk bij dat hardlopen schijnt te horen.

We willen allemaal graag jong en actief tevoorschijn treden.
Mensen zeggen allemaal dat ze graag oud willen WORDEN
-zei een cabaretier deze week- maar niemand wil het zijn.

We leven in een maatschappij waarin we met zwakheid,
met weerloosheid,
met ouderdom, met ziekte, met sterfelijkheid geen raad weten.

Terug naar Lucas met zijn bijzondere mensen-collectie.
Waarom beschrijft hij zoveel mensen
aan de zelfkant van de maatschappij?

Niet op de eerste plaats om ons medelijden op te wekken
zodat wij iets nuttigs voor ze zouden gaan doen
maar vooral om ONS allemaal,
groot en klein, sterk en zwak, dapper of angstig, vrouw of man,
religieus of leek te doen beseffen
dat wij zelf ook maar gewone weerloze mensen zijn,
mensen die meer ondanks dan dankzij zichzelf
'onnutte dienstknechten' heten ze in het evangelie van vandaag
mogen meedoen aan het grote gebeuren
van Gods geschiedenis met de mensen
Kan dat wel? Is deze omschrijving van Jesus' vrienden en vriendinnen
als 'onnutte dienstknechten' (letterlijk staat er zelfs 'waardeloze slaven') niet beledigend?

Mensen die hun leven met belangrijk werk weten te vullen
vinden dat niet.
Ik denk aan moeder Teresa die ons dit voorleefde
en alle anderen die in haar voetspoor verder gaan.

Bij de zaak van het Koninkrijk gaat het nooit echt om
'kijk mij nu toch eens'.
Je hoeft niet assertief behandeld te worden.
Het gaat nooit om jou als (om maar eens iets te noemen):
veel gestudeerd hebbende of minder gestudeerd hebbende..
Zelfs je karaktereigenschappen zijn ook niet eens echt belangrijk....
het is natuurlijk meegenomen als je een prettig karakter hebt
en een beetje aardig bent maar toch...
het belangrijkste is of jij met jouw eigenschappen
goede en kwade
wilt meewerken aan de zaak van God.

Of jij met jouw eigen mogelijkheden
anderen een klein beetje troost en uitzicht kunt bieden.
Niet meer dus maar ook niet minder.
Als je doet wat je te doen staat ben je bijzonder en nuttig.

Aan dat echte geloofsbesef zijn de idealistische
heetgebakerde leerlingen van Jesus nog niet toe.
Ieder mens die het werkelijk ernst is
met de zaak van God en Zijn Koninkrijk,
weet dat het nooit om hem of haar alléén gaat.
Het gaat altijd om hem of haar in relatie tot anderen:
om het grote avontuur van
Gods plannen met de mensen.

De Satan in het boek Job
kon zich niet voorstellen dat de rechtvaardige leeft
om er te zijn en te handelen,
niet eens wachtend op een beloning.
Jesus heeft ons die belangeloze dienst voorgeleefd.
Van Hem die tot ons sprak
en het had over de gewone dienstknechten
die wij allemaal mogen zijn kan zeker gezegd worden
dat hij geen status zocht en geen aanzien.

Hij, zoon van God, heeft zich zelf aan ons laten zien
als een gewone dienaar, ja zelfs een slaaf
die anderen de voeten waste.

En toen Hij langs de weg de zieke bedelaar Bartimeüs tegenkwam
zei hij niet hooghartig: 'ik ga je even helpen sukkel'
maar hij knielde naast hem neer en zei
-zoals het een goede slaaf betaamt-
'wat wil jij dat ik voor jou zal doen'.

Aan mensen die zo'n mentaliteit uitstralen
heeft de wereld behoefte.

Niet aan mensen die alles beter weten
of die zich arrogant neerbuigen vanuit hun superioriteit
maar aan mensen die naast andere mensen gaan staan.

Die met ze mee lijden en lachen,
met ze mee geloven en aarzelen,
die naast ze zijn in alle omstandigheden
namens de God die als naam heeft meegekregen:
IK ZAL ER ZIJN.

De oktobermaand die wij samen vieren is ook Mariamaand,
Iedere dag wordt in het brevier van de priesters
in de vespers haar lofzang gebeden:
de lofzang waarin ze zingt
dat zij ook maar een gewone onnutte dienstmaagd is maar...
wel een dienstmaagd waar God graag gebruik van zal maken
bij de volbrenging van Zijn plannen.
Dankzij de medewerking van deze vrouw
en van allen die in haar voetspoor zullen treden
kan het aanschijn der aarde veranderen.

De trotsen worden van hun tronen gestoten
en God kan met de hulp van Zijn personeel de weerlozen verheffen.
De rijken worden ledig weggestuurd en de armen worden verzadigd.
Dat allemaal dankzij mensen als zij,
die gewoon onnutte dienstknechten willen zijn.

Ieder mens die een taak verricht,
of het nu een zuster of een pastoor is,
een vader of een moeder
hoeft er echt niet altijd
een warm of mooi gevoel bij te krijgen.

Hij of zij hoeft ook niet het idee te hebben
'ik spring er aardig uit'
maar moet het gevoel hebben dat hij of zij
als mens op de plek staat
waar zij of hij hoort en daar kan doen
wat van hem of haar verwacht wordt.

Het geloof in wat er kan moet misschien groeien
zoals dat in het wonderlijke begin van het evangelie staat:
een mosterdzaadje dat tegen een moerbijboom zegt:
spring in zee.... en het gebeurt!

Een groot geloof hebben is moeilijk:
de profeet Habakuk die we in de eerste lezing hoorden
roept God erbij: hij maakt God als het ware wakker
'waarom ziet Gij de ellende maar aan ?!'.
En als door een wesp gestoken antwoordt God meteen:
'geef het wachten niet op, het recht zal komen:
en.. jij, als je een rechtvaardige wilt zijn,
zult leven door je volharding'
je gelooft nooit tevergeefs.
AMEN.