De ladder van het geloof

28e zondag doorheen het jaar                       Cyclus C         2013                           2 Koningen 5, 14-17

                                                                                                                      Lucas 17, 11-19


De ladder van het geloof
  

Beste vrienden,

We hebben zonet het verslag gehoord van wee wonderbaarlijke genezingen, en ik nodig jullie nu allemaal uit om die tekst uit het oude testament samen van wat meer nabij te bekijken. Want in die tekst vinden we de sleutel om ook het evangelie van vandaag beter te begrijpen.  

Stel u gewoon voor dat die ontmoeting tussen Naäman en Elisa, die fantastische genezing, vandaag, in onze dagen zou hebben plaatsgevonden. De dagbladen zouden er zeker vol van staan en we zouden krantenkoppen lezen zoals: “Syrische generaal als door een wonder genezen van Lepra!” of ook nog: “Water uit de Jordaan – het alternatieve geneesmiddel van onze tijd.”

In grote artikels zou verder worden uitgesmeerd dat de geneeskunde hier voor een raadsel staat, dat de wetenschap het niet kan verklaren en dat wereldbekende laboratoria dagelijks een staal van het water uit de Jordaan nemen om ze te analyseren. Uit de ganse wereld zouden er bedevaarders toekomen in de Jordaan genezing te vinden. De hotels zouden volgeboekt zijn en de Nasdaq index zou ongekende hoogten bereiken.  Ik overdrijf niet, een dergelijke reactie zou heden ten dage zeker mogelijk zijn.  Maar, het zou echt wel een oppervlakkige reactie blijven. Naäman daarentegen werd door deze gebeurtenis en door zijn ontmoeting met Elisa echt met het wezenlijke geconfronteerd.   

In zekere zin was Naäman een moderne mens, die in zijn manier van denken en in zijn houding eigenlijk heel dicht bij ons staat. Als generaal in het Syrische leger had hij een goede opleiding gehad en was hij ook zeer goed op de hoogte van de stand van de wetenschap in zijn tijd. Toen hij door Lepra werd overvallen wist hij onmiddellijk dat die ziekte, naar de stand van de wetenschap in zijn tijd, niet te genezen was.  Dus doet hij juist hetzelfde wat vandaag ook nog vele mensen doen: hij zoekt alternatieve wegen in de hoop toch genezen te kunnen worden. Op dat vlak kunt ge genoeg experimenteren: Je kan een amulet met wonderbare werking om je hals hangen, of koperen ringen om je polsen leggen. Je kan ook naar een waarzegger gaan of een sjamaan. Je kan je op alle gebied laten beraden, Je kan naar Lourdes of een ander bedevaartsoord gaan in de hoop daar soelaas te vinden.  De keuze van Naäman viel toen op Elisa. Die had bij het volk een goede naam als “man van God”, maar in de ogen van Naäman was hij eigenlijk toch niets anders dan een zeer bekende en succesvolle wonderdoener en genezer. Maar hij denkt bij zichzelf: Waarom zou ik het niet proberen?

Denk erom: op dat ogenblijk bevindt hij zich zowat op de onderste trap van de geloofsladder – sterk twijfelend en uiterst sceptisch tegenover alles wat met godsdienst en geloof te maken heeft. Maar hij gaat op weg naar Elisa. Als hij er aankomt zegt deze gewoon tegen hem: „Ga, en dompel u zeven keer onder in het water van de Jordaan, dan wordt ge rein.”  “Wat?, Niet meer dan dat?“ Hoor ik Naäman onzeker zeggen. “Geen toverspreuk, geen bezwering? – Neen, je moet jezelf alleen maar zeven keren onderdompelen.”  Waarschijnlijk denkt Naäman ook wel even na of dat wel zal helpen, maar net zoals er ook vandaag velen zijn die zeggen “Proberen kan geen kwaad", zegt ook Naäman: " baat het niet, wassen schaadt ook niet”. Op zijn vraag of Elisa hem niet wil begeleiden krijgt hij als antwoord: "Jij kan dat ook alleen, ga maar en dompel je onder.”
Hoe lang het voor Naäman geduurd heeft om zijn scepsis te overwinnen weten we niet, maar uiteindelijk vertrouwt hij op Elisa’s woorden en stapt in het water. Daardoor bereikt hij weer een hogere sport op de geloofsladder. Hij gelooft in het ritueel, in de genezing en in de methode om deze te bereiken. Vandaag weten wij dat dit soort van geloven van primordiaal belang is voor de genezing. Wanneer iemand vast in iets gelooft, dan werkt het dikwijls ook: zij het een voorwerp of een pilletje. Als je erin gelooft merk je dikwijls, maar niet altijd, dat het helpt. 

Dat is nu de stand van Naäman geloof. Hij gelooft Elisa zoals een patiënt zijn arts gelooft. Wanneer die zegt: dit pilletje zal je helpen, dan zal dat pilletje, ook al is het maar druivensuiker, zijn goede dienst verrichten. Het pilletje helpt omdat de patiënt er in gelooft.  En wanneer Elisa tegen Naäman zegt dat hij zich moet onderdompelen, dat doet die dat omdat hij aan hem gelooft. En dan gebeurt het wonder ook werkelijk. Naäman is volledig rein. 

En dan volgt wat ook vandaag nog de gewoonte is in dergelijke gevallen: Naäman keert terug en vraagt aan Elisa hoeveel hij hem schuldig is. Hij brengt zijn genezing in de verte ook wel in verbinding met God, maar centraal in zijn betoog staat de zin: “Zeg mij wat je van mij moet krijgen, ik wil me erkentelijk betonen. Wanneer je toch geen betaling wil, laat me je dan toch iets schenken.“  Vele mensen denken zo. Want wat niets kost, dat deugt ook niets. En bovendien wil niemand iemand anders iets schuldig blijven. Ik wil met jou of met jouw God, of met jullie allebei, „effen zijn.“  Maar Elisa neemt niets aan. Hij neemt niets voor zichzelf en hij zegt ook niet: „gooi dan maar wat in het offerblok.” Wanneer hij dat namelijk zou doen, zou Naäman de volgende sport in de geloofsladder nooit bereiken. Het verhaal zou dan et zo eindigen zoals we het in onze tijd in de dagbladen zouden lezen. – als grote sensatie of als modern sprookje.

Nu echter begrijpt Naäman hoe hij zijn dankbaarheid werkelijk kan uitdrukken. Hij erkent dat wat hier gebeurd is geen toverij was en ook geen mensenwerk – neen, hij erkent dat hier God zelf aan het werk is geweest. En aan die God wil hij voortaan zijn dank betuigen, met Hem en voor Hem wil hij voortaan leven.  Hij heeft nu zijn einddoel op de geloofsladder bereikt: het vlak waar hij een levendige relatie met God vindt. Het is dus geen mirakel, maar wel een geloofsverhaal.    En dan stel ik me weer voor dat dit verhaal in het heden zou spelen. Misschien zou een journalist zich echt voor Naäman interesseren en hem een interview afnemen. En tot zijn grote verrassing zou Naäman tegen hem zeggen: „Het belangrijkste in deze gebeurtenis is toch niet dat ik mijn gezondheid terug heb gekregen, Voor mij is het nu veel belangrijker dat ik door deze gebeurtenis de weg naar het geloof en naar God heb gevonden. Het heeft wel wat geduurd, maar ik denk dat het onderdompelen het ganse heeft getriggerd. Als ik erop terugkijk lijkt het wel een doopsel – daar heb ik nieuwe mogelijkheden voor mijn leven ontdekt. Op de tweede plaats komt voor mij het feit dat in mij een ommekeer heeft plaatsgevonden. Ik zou niet onmiddellijk naar huis hebben kunnen gaan. Ik ben dus omgekeerd in de dubbele betekenis. Ik ben op mijn reisweg omgekeerd en ik heb een U-turn in mijn leven gemaakt.  

Ergens heb ik altijd het gevoel gehad dat dat iets met God te doen heeft. Maar vooraleer ik dat ontdekt heb! Wanneer Hij je werkelijk heeft genezen dan kan je je toch niet zo maar terugtrekken met alleen enkele geschenken. Dan verdient hij toch meer dan een paar offerkaarsen of een gift in het offerblok. Dan wil Hij dat je je leven met Hem doorbrengt en je naar zijn woord gedraagt. Daarom heb ik symbolisch ook wat aarde meegenomen. Want door dit alles heb ik een nieuw fundament voor mijn leven gevonden – ik bevind me nu op het fundament van mijn geloof. Daarom heb ik ook geen “wonderwater” uit de Jordaan meegenomen. Het water heeft me niet veranderd, maar God zelf.  Door Hem alleen heb ik nu weer vaste grond onder de voeten.  
De journalist luisterde gretig naar het verhaal van Naäman en schreef het allemaal op. Maar dan dacht hij: Wie interesseert het of die man gelovig is geworden of niet?  Daarom heeft zijn dagblad het interview ook niet gepubliceerd. En ook toen Jezus tien melaatsen in één keer genas hebben de dagbladen niet vermeld dat er slechts één gelovig was geworden en terugkwam om zich te bedanken.    Amen