30e zondag C (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

 

OPENINGSWOORD

Broeders en zusters, onze wereld telt momenteel zo'n 6,9 miljard mensen en ze zijn allemaal verschillend. Niet alleen in huidskleur, taal of intelligentie, maar ook in goede en slechte daden. En het gevaar is zo groot, dat wij mensen met elkaar gaan vergelijken. Want dat doen wij toch zo graag. Deze auto is groter en sneller dan die. Dit huis heeft meer kamers dan dat andere. En zo vergelijken wij ook mensen met elkaar.

God wil echter niet kiezen tussen de ene of de andere mens, zoals wij kiezen tussen de ene of andere vakantiereis. God wil àlle mensen in zijn Koninkrijk samenbrengen. Zijn liefde gaat uit naar alle mensen zonder onderscheid.

Vragen wij vergeving voor de keren, dat wij onderscheid hebben gemaakt.

OPENINGSGEBED

Laat ons bidden. Almachtige God, Gij zijt bekommerd om alle mensen: de eenzame en de arme kunnen altijd bij U terecht, de vreemdeling en de zondaar vergeet Gij niet. Wij vragen U: bescherm ons tegen hoogmoed, die wij in eigen hart ervaren. Geef ons de moed te bekennen dat wij zondaars zijn, zodat wij gerechtvaardigd worden in uw ogen. Door onze Heer Jezus Christus, uw Zoon ... . Amen.

PREEK

Broeders en zusters, wij zijn christenen. Mensen, die Jezus Christus proberen na te volgen, na te doen. Dat is een hele klus, een werk waarvoor wij ons hele leven nodig hebben. Nu kun je over je inspanning om dat doel te bereiken op een goede manier tevreden zijn en je kunt op een verkeerde manier tevreden zijn. Je kunt weten dat je je best doet, dat je het echt probeert. Je schiet hier en daar nog wel tekort, maar je mag tevreden zijn over de voortgang, die je maakt. Dat is een goede tevredenheid. Een verkeerde vorm van tevredenheid is denken dat je er al bent, en vooral menen dat je beter bent dan een ander. Dat is een verkeerde tevredenheid, een zelfgenoegzaamheid, waartegen Jezus Christus ons wil waarschuwen.

Het evangelie spreekt over een Farizeeër en over een tollenaar. Bij het woord Farizeeër denken wij aan iemand die schijnheilig is, een huichelaar, overdreven vroom, dik tevreden over zijn eigen godsdienstigheid. En bij het woord tollenaar denken wij aan iemand, die ondanks zijn eigen lage streken toch door Jezus Christus wordt geaccepteerd, bemind zelfs. Want veel tollenaars kunnen dan wel verkeerde dingen doen, maar diep in hun hart weten ze dat ze niet goed zitten en ze voelen dikwijls ook iets van spijt.

Nu zijn wij allemaal slim genoeg om onszelf niet te vergelijken met die huichelachtige Farizeeër, die er van Jezus Christus flink van langs krijgt. Nee, wij kiezen allemaal de rol van de tollenaar, want wij weten wel, dat er toch het één en ander aan ons mankeert. Wij hebben allerlei gebreken. Wij zijn allemaal mensen met een gebruiksaanwijzing.

Maar wie zich trots op de borst slaat, dat hij gelukkig niet lijkt op die Farizeeër, is hij eigenlijk ook niet een Farizeeër? Vindt hij zichzelf ook niet beter dan een ander?

Je zou het verhaal van de Farizeeër en de tollenaar ook zo kunnen schrijven: Een Farizeeër stond vooraan in de Kerk en een tollenaar achter in de Kerk. De tollenaar bad bij zichzelf: God, ik dank U dat ik niet ben als de rest van de mensen, schijnheiligen, meelopers en kerkbezoekers. Ik dank U, dat ik niet ben als die Farizeeën daar vooraan in de Kerk, met hun devote praatjes, hun gebeden en hun rondgebazuinde gulheid. Ik weet, dat ik niet deug en schuldig ben in veel dingen, maar zij sluiten hun ogen voor hun schuld en zeggen vrome gebeden. De Farizeeër op de eerste rij klopte zich niet op de borst, want diep in zijn hart wist hij wel, dat hij beter was in vrome woorden dan in vrome daden, en stilletjes bad hij voor zichzelf: God, wees mij zondaar genadig. En Jezus Christus zei: Deze laatste ging gerechtvaardigd naar huis, want al wie zichzelf verheft zal vernederd worden, en wie zichzelf vernedert zal verheven worden.

Broeders en zusters, waar het vandaag om gaat is dat wij op niemand neerkijken, hooguit op onszelf. Vrome en precies volgens de wet levende katholieken hoor je weleens prat gaan op hun standvastige geloof en je hoort hen ook weleens minachtend spreken over ruimdenkende meelopers zonder echt geloof. Andersom hoor je kritische gelovigen ook weleens kleinerend spreken over die vrome zielen. Trouwe en gelovige kerkgangers spreken neerbuigend over hen, die nergens meer aan doen. En zij die nergens meer aan doen sprekend geringschattend over hen, die nog wel kerks zijn. Het zijn huichelaars. Zij zijn de eerlijke mensen, die deze wereld nodig heeft.

Laten wij nooit zo over een ander spreken. Doen wij zelf ons uiterste best en laten wij het oordeel over een ander aan God over. Dan zal God ons verheffen. Misschien al een beetje in deze wereld, maar zeker in de zijne.