Koningen en baasjes (2010)

Als u ergens aanbelt en mevrouw doet de deur open dan kunt u gerust vragen of de onderdirecteur ook thuis is als u de man wilt spreken. In een aarzeling van hooguit enkele seconden is duidelijk wie u bedoelt, ook al is nooit uitgemaakt wie daar de boventoon voert. De leiderstaken in huis mogen verdeeld zijn, maar ze zijn er. Waar iedereen zijn eigen gang gaat wordt het een janboel.
De president, de koning ,de generaal, de directeur, de voorzitter, de leider, de kapitein,de chef, het zijn allemaal mensen die het ergens voor het zeggen hebben. Als we samen iets willen bereiken gaan we op zoek naar iemand in wie we vertrouwen hebben, iemand die overzicht heeft, die bereid is en in staat om op een doel af te sturen. Zo iemand wordt geaccepteerd tegelijk met de onvolkomenheden die hij ongetwijfeld ook heeft. Dat kan goed gaan, maar ook heel fout. Als iemand democratisch gekozen is dan is het nog lang zeker dat hij of zij zich vervolgens ook democratisch zal gedragen. Menige president begint met zich zoveel mogelijk zeggingschap toe te eigenen, menige koning zet zichzelf levenslang op de troon en liefst de nakomelingen ook. Zelfs kleine baasjes beijveren zich dikwijls met de prestaties van de ondergeschikten zichzelf op het revers te spelden. Ze beginnen allemaal met de beste bedoelingen. Totdat er macht en bezit kan worden binnengehaald en daarna is het dikwijls heel fout gegaan. Van generaals die zichzelf tot president gemaakt hebben is zelden iets goeds voortgekomen, daar zien we in onze dagen nog steeds genoeg voorbeelden van. Er zijn prima koningen geweest, die opkwamen voor het belang van hun onderdanen. Het zijn er enkele, maar de meeste hebben zich tot potentaten ontwikkeld.
Zo lijkt het alsof al die eigenschappen van hebzucht, machtsmisbruik, oneerlijkheid en zo meer, dat die eigenschappen gereserveerd zijn voor degene die tot de overheid behoren en wij ons dus mogen zalig prijzen dat we tot het gewone volk behoren. Dan vergeten we dat het gewone volk zo gewoon niet kan zijn of het is ook wel ergens een presidentje, een koninkje, in huis, in de klas, op het werk of in het clubje. Naast de verleiding om een potentaatje te zijn ligt overal ook de kans om werkelijk dienstbaar te zijn. Dat geldt voor zowel grote als kleine bazen.
Vandaag vieren we het feest van Christus Koning. We zijn geneigd om ons dan een welwillende heerser voor de geest te halen, een vorst die echt oog heeft voor wat goed is voor zijn onderdanen. Daarmee dwalen we echter af van het godsbeeld dat Jezus aan zijn gehoor wilde verduidelijken: God heerst in het geheel niet over mensen als een straffende en belonende vorst en Jezus zelf ook niet. Toen ze een blinde bij hem brachten en vroegen of diens blindheid een straf was voor eigen zonden of zonden van zijn ouders, wees hij de hele suggestie van de hand. God bezorgt mensen geen kwaad.
Aan het feest van Christus Koning mag echter de betekenis worden gegeven, die de eerste christenen dierbaar was. Jezus was baas over zichzelf. Zijn overtuiging was niet een volgzaamheid aan schriftgeleerden of Bijbelteksten. Hij luisterde slechts naar de stille stem in hemzelf, naar de menslievendheid zoals die door zijn schepper in het eigen hart was geplant.
In die zin mag elkeen die op gelijke wijze weet te luisteren naar Gods ingevingen, zich koning over eigen leven noemen ofwel een tweeling broer of zus van Jezus Christus. Deze onafhankelijke houding ten opzichte van godgeleerden oefende een grote aantrekkingskracht uit op de omgeving van de eerste christenen. God dank krijgt deze houding in onze dagen weer alle ruimte. Het is aan ons allen of liever gezegd aan ieder van ons afzonderlijk om die ruimte te benutten.
Vandaag sluiten we de gang door het leven van Jezus Christus af om volgende week op de eerste zondag van de Advent weer vooraan te beginnen. In woord en daad bood Hij een schitterende levenswijze en levensdoel aan. Hij had visie en overtuigingskracht, enthousiaste volgelingen en een hele massa die Hem op een koningstroon wilde duwen. Hij heeft die verleiding weerstaan en zich van koninklijke bloede getoond, niet uit erfopvolging, niet uit handen van anderen, maar door zijn trouw aan de zwakken, zijn oprechtheid en vredelievendheid. Zo iemand kan niet alleen van louter menselijke afkomst zijn en noemde zich geen koning zoals we die kennen, maar weet zich een kind met God zijn vader.
Aan ons als kleine baasjes de vraag, de oproep om het ook zo te doen, ons van diezelfde koninklijken bloede te tonen, zodat ook wij God kunnen blijven aanroepen als "Onze Vader".