Door de genade van God (1 Kor. 15,10)

God, wie heeft voor het eerst dit woord uitgesproken en in welke taal?

Bestaat iets omdat het een naam geeft?

Bestaat wat we denken?

God, we horen het woord in het enkelvoud en in het meervoud.

Er zijn er die zeggen dat God bestaat en anderen dat er geen God is. De eerste groep is wellicht groter dan de tweede, maar dit is geen argument.

Er zijn die voor hem knielen en anderen die met beroep op zijn naam doden.

“Niemand heeft God ooit gezien”, zegt een schrijver in de Bijbel en anderzijds is Abraham in het boek Genesis gekend als de vriend van God, met wie hij vertrouwelijk omgaat. Ook Mozes was een vriend van God, maar hij zag enkel diens rug.

Van Jezus zeggen schrijvers in het nieuwe Testament dat hij de eniggeboren Zoon van God is. Wie hem ziet, ziet de Vader (Joh. 14,9).

God staat buiten de wereld, en toch moeten we hem in deze wereld zoeken.

Van predikanten en theologen verwacht men dat ze over God spreken. Brengt ons spreken hen dichter bij God? Wat horen we zelf van het zoeken, het zuchten van mensen naar God? Wat weten we van hen die aan hem voorbijgaan?

God zij dank zijn er mensen die zonder theoloog en predikant te zijn van God getuigen in hun werk, hun denken, hun kunst.

“De tijdgenoten vragen ons hoe laat het is en we verklaren hen hoe het uurwerk in elkaar steekt. Ze vragen om brood en we reiken hun een spijskaart aan. Zij verwijten ons dat we de trein beschrijven, die voorbij rijdt, maar zelf niet instappen” (H. Zahrnt, Mutmassungen über Gott, p. 244). Raken we met onze woorden het leven van mensen, kennen we het?

Vergeef deze enigszins sceptische aanzet bij een homilie over Jesaja, Petrus en Paulus en over hun roeping en zending. Elk van hen gewaagt van een Godservaring, die ons wellicht niet is gegund. We hebben geen visioenen zoals Jesaja. We stonden niet oog in oog met Jezus zoals Petrus in zijn vissersboot. Wij hebben niet zoals Paulus op de weg naar Damascus een verschijning van Jezus gehad. Hun situatie lijkt zo anders als de onze. Of toch niet? Alle drie staan ze in het volle leven. Alle drie wijzen ze in de richting van God.

Ik ben een mens met onreine lippen

Jesaja was een man met invloed aan het hof van de koning.

Hij komt in de tempel en heeft daar een visioen.

Het drukt ontzag uit voor God. God is de gans andere, Hij is de heilige.

Gans het visioen drukt dit ontzag uit.

Tegelijk is God op de mens gericht. Hij vertrouwt hem een taak toe.

Jesaja staat tegenover de heilige. Hij voelt zich onwaardig en vraagt om gezuiverd te worden aleer een zending te aanvaarden. Het zijn trekken van het goddelijke, dat aantrekt, fascineert en dat ontzag en huiver oproept. Je kan God niet grijpen.

Er zijn niet zo velen, die een visioen hebben gehad.

Toch zijn er plaatsen met invloed en aantrekking: een kerk, een tempel, de natuur in de afwisseling van dag en nacht en de opvolging van de seizoenen.

“Dieu existe, je l’ai rencontré,” zegt André Froissard na een bezoek aan een kerk.

Jan Vermeire, de stichter van Poverello, heeft zijn bekering gehad bij de aanblik van een kruis.

Overweldigd door de woestijn is Emanuel Schmitt er voortaan door getekend en heeft hij meer oog voor het spirituele.

Yves Duteil ging tijdens zijn camino naar Compostella binnen in het kerkje van Saint-Jean-Pied-de-Port. Hij knielde daar neer bij een Mariabeeld en bad. Geëmotioneerd voelde hij een onzeglijke mildheid over hem komen.

“Als een zegen, een genade. Ik wist niet wat ik zocht maar ik wist dat ik het gevonden had. Dat moment heeft mijn leven getekend. Ik weet het: er is een Opperwezen dat ons uitnodigt om, in onze wederzijdse afhankelijkheid, welwillend en goedmoedig te zijn voor elkaar. Het is een transcendente en onzichtbare kracht die alomvattend universeel en tegelijk heel nabij is. Aan jongeren zeg ik soms: wees jezelf en vertel je levensverhaal oprecht. Laat los wat niet essentieel is en bekommer je om je naaste. Verspil je tijd niet met vragen als: geloof jij dat God de aarde heeft geschapen? God kunt je vatten noch snappen. Hij gaat ons bevattingsvermogen ver te boven. De logica van het hart treft mij steeds opnieuw. Ik probeer ook op het spoor te komen waarom stilte zo heilzaam is. Het is als een soort herademen. Rust, eenvoud en mildheid rijmen met geloof, hoop en liefde. Ik hou ontzettend veel van het woord juste: juist, correct, (echtvaardig verantwoord, billijk). Slechts vijf letters maar wel de essentie” (Y Duteil, Wij zijn lichtbakens van geloof, hoop en liefde, in Tertio 7 nov. 2018).

Petrus, hij viel op zijn knieën

Petrus was een visser, een hard labeur. Jezus komt in de boot van Petrus. Jezus spreekt tot de menigte. Hij raadt Petrus aan het net uit te werpen en er is een grote visvangst. Tegenover zoveel goedheid voelt Petrus zich klein. Wat Jezus daar aan het meer deed en hem zegt, beïnvloedt het leven van Petrus. Hij zal Jezus volgen en aan mensen goed doen.

Ongetwijfeld hebben wij sporen van goedheid gezien, zoals de liefde van een vader en een moeder voor hun kinderen, zoals de inzet van mensen voor medemensen. Ze geven ons vertrouwen. Daardoor durven we zeggen: Ik geloof in de goedheid van de mensen. We mogen zingen: “Mens voor de mensen zijn, herder als God, trooster voor groot en klein zo lief als God” (Z.J. 509).

Een pelgrim trok naar het kleine dorpje Ars waar Jean Marie Vianney priester was. Op de vraag bij zijn terugkeer wat hij in Ars had gezien, antwoordde hij: “j’ai vu Dieu dans un homme.” Dit is verwerkt in de film Net for God, een film over het leven van deze priester, apostel van de barmhartigheid. « La miséricorde de Dieu est comme un torrent qui déborde. Elle entraîne les cœurs sur son passage. »

Aandacht voor het evangelie

Paulus was een gedreven man. Hij was zelf een gevaarlijk man en hij heeft mensen vervolgd. Hij maakt een ommekeer mee op de weg naar Damascus en tijdens de maanden bezinning die er op volgden. Zijn beeld op God is veranderd doordat hij het evangelie, de boodschap van Jezus heeft ontvangen en die hem door een gelovige gemeenschap is overgeleverd en verkondigd. Gods genade is in het leven van Paulus verbonden met de persoon van Jezus. Dankbaar schrijft hij aan de Korintiërs: “Door de genade van God ben ik wat ik ben en zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest” (1 Kor. 15, 10). Paulus dankt God en hij is tevens dankbaar voor wat hij in de gemeenschap van gelovigen heeft ontvangen.

Voor een aantal christenen is God op diezelfde manier in het leven gekomen. We leefden in een gemeenschap, waarin godsdienst een plaats had. We hebben er niet veel moeten voor doen, omdat we uit een periode komen, waar God meer aanwezig was. Waar hebben we voor het eerst van God gehoord? Het gezin, de school, de kerk waren met elkaar verbonden. Ze hadden hun basis in de Bijbel. die toen toch anders werd verklaard dan nu.

En in een wereld van het volkskatholicisme dachten we dat iedereen in God geloofde. We hadden nauwelijks contact met mensen die God uitsloten. We kregen een apologetica met Godsbewijzen, waarmee we dachten dat we die anderen, die we toch niet ontmoeten, konden overtuigen.

Er zijn veel boeken over God geschreven, zoals over de dood van God maar ook over nieuwe religiositeit. We beseffen dat hij soms diep verscholen zit.

In de oudste lagen van mijn ziel,

waar hij van stenen is gemaakt, 
bloeit als een gaaf, ontkleurd fossiel 
de stenen bloem van uw gelaat.

Ik kan mij niet van u bevrijden, 
er bloeit niets in mijn steen dan gij. 
De oude weelden zijn voorbij 
maar niets kan mij meer van u scheiden.

  1. Vasalis (1909–1998)

Paulus heeft in zijn brief aan zijn christenen van toen en nu meegegeven dat er in groei is in onze inzichten. Als kind spraken we als een kind en hadden we een beeld van God, dat toch anders is dan we ouder geworden zijn nu denken.

Ons spreken over God blijft beïnvloed door woorden uit de Bijbel.

Zijn spreken gebeurt doorheen woorden van mensen.

God is de enige, zo vermijden we valse goden.

Hij is een Gij, tot wie wij ons mogen richten, Wij mogen God loven, danken en aanroepen. Dit doen de psalmisten in de Bijbel.

De God van de Bijbel stelt ons aan tot verantwoordelijken voor de wereld, voor de mensen en de natuur, voor zijn schepping.

Hij vraagt liefde omdat hij zelf liefde is.

“soms voel ik diep vanbinnen iets van God
ik wou dat ik die dingen op kon schrijven
maar als 't naar buiten komt is het kapot
die dingen kunnen beter binnen blijven”

Toon Hermans

 

 

Toch is het goed dat wij proberen te uiten wat wij in ons diepste diep beleven. Dit doen wij in de liturgie, waar we intreden in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en die we verlaten onder de zegen van de drie-ene God, die wij danken om wat hij ons door Jezus heeft geschonken.

“Heilige Vader, machtige eeuwige God, om recht te doen aan uw heerlijkheid, om heil en genezing te vinden, zullen wij U danken, altijd en overal. In U leven, bewegen en zijn wij. Zolang wij in dit lichaam zijn, ondervinden wij elke dag uw liefde; meer nog, Gij verzekert ons van het eeuwig geluk: want als de eerste gave bezitten wij de Geest die Jezus van de dood heeft opgewekt. Zo hebben wij het vaste vertrouwen dat het paasmysterie voor altijd ons deel zal zijn. Daarom brengen wij U dank en met de engelen roemen wij uw grote daden, en zingen U toe vol vreugde.”

Wij zingen wat Jesaja heeft gehoord en wat sinds eeuwen heeft geklonken bij joden, christenen en vele Godszoekers: Heilig, heilig, heilig, Gij, Heer van eeuwigheid en vriend van de mensen, bron van mijn bestaan”.