Tijd door het jaar (C)

Lucas heeft naast de parallellen met Marcus en Matteüs vijf eigen wonderverhalen.  Deze vijf zijn de opwekking van een dode in Naïm (Lc. 7,11-17), de genezing op een sabbat van een vrouw met gebogen rug (Lc. 13,10-17), de genezing, alweer op een sabbat, van een waterzuchtige (Lc 14,1-6) en de genezing van tien melaatsen (Lc. 17,11-19).  Het vijfde wonderverhaal is dat van de genezing van de knecht van de hogepriester (Lc. 22,50-51).  Lucas is de enige om dit laatste te vermelden.  Jezus neemt elke nood aan, zelfs deze van een tegenstander.  Die knecht is zelf offer van geweld.  Hij is een mens die lijdt en geholpen moet worden.

 Al deze wonderverhalen hebben verband met lijden.  "Pijn is pijn en elkeen voelt de zijne," zegt de volksmond.  Wanneer we de gevoelens opschrijven in verband met lijden in ons leven en deze vergelijken met de gevoelens van andere mensen krijgen we toch gemeenschappelijke trekken.  Lijden ontstaat wegens een gemis.  Het wordt ervaren als iets gewelddadigs en onrechtvaardigs dat ons overvalt.  Het is pijnlijk en brengt in ons leven een scheiding tussen een periode van vóór de tijd dat een bepaald lijden me overviel en de periode erna.  Het lijden brengt een breuk teweeg.  Een breuk met mijn omgeving en de maatschappij, zoals bij verlies van werk, bij verplichte emigratie.  Het is een breuk met ons lichaam bij ziekte, bij een amputatie, bij het verouderingsproces.  Lijden raakt ons hart en gemoed, zeker bij een relatiebreuk, bij het verlies van een familielid, een vriend.

 Op elk van deze domeinen is de lijdende mens geschonden in zijn integriteit.  Mij is een stuk van mezelf afgenomen.  Een lijdende mens staat voor de opdracht daarmee om te gaan en een nieuw evenwicht te vinden.  Een lange weg van aanvaarding, die gaat over meerdere fases.  Het lijden moeten we persoonlijk verwerken.  Wij zijn niettemin dankbaar als medemensen meevoelen en meeleven, wanneer zij het lijden helpen dragen en verminderen.  Jezus heeft een hart voor lijdende mensen en heeft er vele ontmoet. 

 Lucas roept het pijnlijk tafereel op van een moeder die de lijkstoet volgt van haar zoon.  Ze is weduwe.  Ze heeft al een keer die pijn van scheiding doorgemaakt.  Nu treft haar een tweede scheiding, deze van haar zoon die ze verliest.  Wanneer een kind vóór zijn ouders sterft, raakt dit mensen heel diep.  De voorziene volgorde dat ouderen de volgende generatie voorgaan in de dood, valt in duigen.  In Naïm is de jonge overledene de zoon van een weduwe.  Dit verhoogt de pijn, omdat weduwen vereenzaamd en eerder onbemiddeld in het leven stonden en staan.  De pijn van een vader die zijn zoon verliest is niet minder.  De foto van de Palestijn uit Gaza met zijn dood geschoten kind heeft velen getroffen, zoals de dood van elk mensenkind om het even in welk land ons raakt. 

In Naïm valt op dat Jezus uit eigen beweging, zonder erom gevraagd te zijn, zich bekommert om de bedroefde en beproefde weduwe.  Bewogen door medelijden gaat hij naar de lijkstoet.  

Lukas geeft met dit verhaal een krachtig teken.  Hij noemt Jezus hier voor het eerst "de Heer".  Hij zal verder in zijn evangelie de benaming 'Kurios' vaak gebruiken.  Het is een feestelijke term.  Hij wijst op de Jezus van Pasen.  Christus, de Kurios, is fundament van onze verrijzenis.  De lezers van Lucas denken bij dit verhaal aan het optreden van Elia, die in Sarepta de zoon opwekte van een weduwe (1 Kon. 17,8-14)  Lucas legt een band tussen Jezus en Elia.  Die moest komen om de dag van de Messias aan te kondigen.  Maar waar Elia tweemaal God had moeten smeken om het leven terug te geven aan de overledene, daar doet Jezus het gezagvoller.  Met het bevel "Sta op" wekt hij de dode.  Naïm is een voorsmaak van Pasen.  Het verhaal heeft banden met dit van de opwekking van de twaalfjarige dochter van Jaïrus en dat van de oudere man Lazarus.  Elke keer straalt Jezus medelijden uit en elke keer is de boodschap van de verrijzenis dichtbij.  Sint Augustinus zegt "Aan de overkant van de dood wacht ons het huis van de paasgemeenschap met de Verrezen Heer." 

Jezus geeft de zoon terug aan zijn moeder, al eist hij op andere plaatsen dat kinderen breken met hun ouders (Lc. 14,26).  Zo onderhoudt Lucas een aantal paradoxen, die Jezus kenmerken.  Mensen vinden mekaar terug.  In een psychiatrisch centrum ben ik dikwijls geraakt door de pijn van familieleden, hun onmacht en hun zorg.  Naast de dood zijn zoveel andere vormen van sterven: afsterven van gevoelens, kwetsuren van liefde, de aanwezigheid van angst en twijfel.  Doden gaan leven.  Dood is niet alleen het fysiek sterven, maar is ook scheiding allerhande, breuken in relaties.  Wanneer mensen mekaar terugvinden, gebeurt verrijzenis.  Dan is er reden tot vreugde en kunnen de gelovigen zingen: "De Heer is genade.  Hij heeft zijn volk bezocht." 

Lucas bracht in dit tafereel van Naïm twee stoeten samen: de menigte die met Jezus optrekt en deze die de rouwstoet volgt.  De stoet van het leven en deze van de dood.  De eerste haalt het op de tweede, zodat allen kunnen jubelen om Gods aanwezigheid.  De opwekking in Naïm reikt de stof aan waardoor Jezus later aan de leerlingen van Johannes de Doper kan antwoorden: "Doden staan op en aan armen wordt de Blijde Boodschap verkondigd." (Lc. 7,22).