Arbeiders voor de oogst

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Jezus bracht, zeker in het begin van zijn optreden, veel volk op de been. Heel wat mensen trokken zomaar mee met de rondtrekkende prediker. Maar Jezus koos zelf ook leerlingen. De groep van de twaalf apostelen had Hij zelf geroepen. Hij gaf hun apart onderricht en bereidde hen voor op het zendingswerk. Er was ook nog een ruimere groep leerlingen die zich bij Hem aansloot. Uit hen koos Jezus er tweeënzeventig en Hij zond ze twee aan twee ‘naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf nog komen zou'. Arbeiders voor de oogst, noemde Hij ze.

Wij kijken wat vreemd aan tegen hun taakomschrijving. Ze mogen niets meenemen en geen tijd verspillen met de eindeloze oosterse begroetingen. Ze zijn volledig aangewezen op de gastvrijheid van vreemde mensen. Ze moeten zieken genezen en melden wat ook Jezus overal verkondigt: ‘Het koninkrijk van God is nu dichtbij.' En het lukt nog ook! Ze komen blijmoedig terug met de melding dat zelfs de duivels de wijk hebben genomen voor Jezus' naam.

Dat klinkt allemaal wel mooi, maar her lijkt toch helemaal niet voor onze tijd geschreven. Zeker, de Heer verwacht van ieder die in Hem gelooft dat hij ook getuigenis zou afleggen van dat geloof. Maar dat kan toch niet op de manier waarop de stagiairs dat in het evangelie moeten doen! Vraag is dan of dit verhaal ons nog wel een boodschap te bieden heeft. Of mogen we die bladzijde ongelezen laten?

Laten we even stilstaan bij dat onverwachte succes. De zendelingen hebben in Jezus' naam de duivel kunnen overwinnen. Jezus pikt daar onmiddellijk op in: ‘Ik zag de satan als een bliksemschicht uit de hemel vallen.' Ook dat is weer vreemde beeldspraak voor ons. Jezus zag zijn optreden inderdaad als een strijd tegen de satan. De betekenis daarvan is duidelijk: de satan, ‘de Kwade', de machten van het kwaad moeten wijken voor Jezus' komst. Juist daarvan zijn de tweeënzeventig zo onder de indruk. Ze weten allicht niet goed wat dat ‘koninkrijk Gods', waarover Jezus het altijd weer heeft, precies zal zijn. Het is een stellige belofte, maar de inhoud blijft toch vaag. Wel stellen ze vast dat de machten van het kwaad wijken voor Jezus' naam. Wat die machten uitrichten, is duidelijk: dood, ziekte, bezetenheid, uitbuiting, onrecht enzovoort. Dat zijn ‘alle vijandelijke krachten,' zegt Jezus, ‘en Ik heb u macht gegeven om ertegen in te gaan.' Het Rijk Gods is het grote contrast, de sterke tegenkracht, het hei-lige ‘Neen' tegen het kwaad, tegen de Kwade, tegen de satan.

Voortdurend bekruipt ons de vrees dat er tegen die machten van het kwaad geen kruid gewassen is en dat de strijd ertegen tevergeefs zal zijn. Wie in Jezus' naam gelooft, geeft aan die ontmoediging niet toe. Door de tijden heen zullen de arbeiders voor de oogst altijd geloven en hopen dat het Rijk Gods sterker is dan de vijand. En ze zullen zieken genezen en zich blijven inzetten voor gerechtigheid.