Wie durft handen vuil te maken (2013)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

TE JONG GELEERD...

Het verhaal van de reiziger die door rovers wordt overvallen, is een van de bekendste uit het evangelie. Ik merk het ieder jaar als ik de tieners thuis ontvang die zich op het vormsel voorbereiden. Ik lees met hen een stuk of vijf evangelieverhalen. De rovers herinneren zij zich van de eerste communie. Soms is dat het enige verhaal dat hun is bijgebleven. Het is ook een groot schandaal dat de priester de gewonde laat liggen! Ze herkennen op deze leeftijd dat status en rijkdom niet garant staan voor fatsoen en menslievendheid. Ze kunnen het verhaal van Jezus wel waarderen. Ze hebben er geen enkele moeite mee om te erkennen dat de Samaritaan de naaste is van de gewonde. Eerlijk gezegd: het gaat ze iets te gemakkelijk af! Ze hebben het verhaal als kind op een al te eenvoudige manier begrepen en dreigen daar niet meer van los te komen. De vertelling van Jezus over de rovers is te romantisch geworden en de Samaritaan te lief. De angel is er uit. Een kind beseft namelijk niet wat een Samaritaan is. Het verhaal geeft geen aanstoot meer, zoals het bij Jezus’ toehoorders waarachtig wel gedaan had.

STEL JE VOOR...

Stel je voor dat je aan een Egyptenaar zou vertellen dat er een gewonde langs de autobaan lag en dat er enkele iman’s waren doorgereden. Gelukkig kwam er een Koptische Christen voorbij die de gewonde naar een medische post bracht. Of dat er in Amsterdam bij het Vondelpark een Marokkaantje bloedend tussen de struiken lag en dat er toen een Amsterdams gozertje, zonder enig geloof - of het moest zijn in Coca Cola en Ajax -, zich ontfermt  over de gewonde. Stel je eens voor dat aan onze ouders was verteld dat er een gewonde lag in het park, en dat een non zich haastig voorbij spoedde omdat ze op tijd in het lof moest zijn. Ze moest vóór zingen; er werd op haar gewacht. Gelukkig kwam er een protstant langs die de gewonde meenam naar het ziekenhuis. Ik weet zeker dat het verhaal geen imprimatur van de bisschoppen had gekregen! Beeld je eens in dat een predikant zou vertellen over een moeder in Voerendaal die na een scheiding was blijven zitten met een hoge schuld en drie kinderen. D goede vrouw had geen overzicht over geldzaken en kwam telkens opnieuw in de verleiding om geld te lenen. Nu dreigde ze uit haar huis te worden gezet, maar een Somalische buurman had haar een logeerkamer aangeboden. Verbeeld je eens dat het verhaal zich in de tweede wereldoorlog afspeelde. Iemand bezweek totaal ondervoed langs de weg. Daar kwam een Duitse soldaat langs die hem optilde en wat te drinken gaf.

VUILE HANDEN

De gelovige gemeente in Jeruzalem onderhield Gods gebod zorgvuldig maar ook zelfgenoegzaam. Vrome Joden kwamen voor elkaar op. Het ergerde hen dat Jezus omgang had met onreinen, met de gehate afvalligen uit Samaria bijvoorbeeld, en met melaatsen en verstoten vrouwen. Jezus beschouwde het als zijn taak om de ‘verlorenen van Jakobs huis’ op te zoeken. Ze vallen hem erop aan. Je kunt die Samaritanen toch niet je naaste noemen! Jezus vermijdt de discussie daarover. Ze hadden er al zovaak over gedebatteerd. Retorische volzinnen liggen klaar om uitgerold te worden, evenals pakkende one-liners. Daarom vertelt Jezus een verhaal. Met een verhaal valt niet te redenenen! Een goede Joodse handelaar is beroofd en ligt bloedend langs de weg tussen Jeruzalem en Jericho. Gelukig nadert redding. Een priester is onderweg. Hij is een goeie kerel, doet geen vlieg kwaad en heeft al vaker een gewonde verzorgd. Maar vandaag wil hij niet met bloed in aanraking komen. Hij kan dan immers de tempel niet binnen. Dus loopt hij door. met pijn in het hart en met de bede dat er spoedig een andere voorbijganger volgt. Die komt er ook, maar deze wil ook de tempel in. Ook hij loopt door. Het dreigt met de gewonde slecht af te lopen. Daar komt nog een goddeloze Samaritaan. Het slachtoffer lijkt kansloos. Maar de Samaritaan is onrein. Hij wordt niet door zijn geloof gehinderd. Hij mag de tempel niet binnen. De man ziet de gewonde en tilt hem op, en brengt hem naar een herberg. Wie is de naaste van het slachtoffer? Zijn gehoor moet knarsetandend antwoorden: die verrekte Samaritaan!

WEGENWACHT

De vormelingen hebben het verhaal twee jaar gefilmd. Ze maakten van de gewonde een vrouw met een hoofddoek om. Ze ligt langs de Heerlerweg. De huisarts heeft haast, hij is met spoed opgeroepen.  Een verpleegster doet ook alsof ze niets ziet. Dan stopt er een grote zwarte auto. Twee bodyguards stappen uit... Wilders geeft de opdracht de vrouw naar het ziekenhuis te brengen! Inderdaad, Jezus tart alle vooroordelen. De naaste is degene die om je geeft. Lieve kinderen, Ik had in de winkel een pond kersen gekocht. Op de terugweg zag ik Jeffrey op de stoep zitten: armen over de knieën en zijn boze hoofd op de armen. Achter hem stond een prachtige trapauto met een echte toeter. ‘Zo?’, zei ik tegen hem, ‘autopech?’ Jeffrey knikte ernstig. ‘Ja!’ ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ ‘Nee’, zei Jeffrey, ‘de wegenwacht is onderweg. Patrice is de motor halen thuis.’ ‘Nou’, ik greep een handvol kersen uit de zak, ‘dan heb je hier iets voor het wachten.’ Jeffrey keek me aan met een spannende blik. Hij legde de kersen naast zich op de grond en tastte diep in zijn zak. Daar kwamen drie toffee’s te voorschijn. ‘Van een mevrouw, die wilde me ook helpen.’ Toen ging hij in zijn andere broekzak. Daar kwam een voetbalplaatje uit. ‘Van Benthe!’ Hij knipoogde met beide ogen tegelijk naar me, en zei: ‘Ik moet eens wat vaker ‘autopechje’ spelen!’