Paaswake (2010)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

"God zie ik hier niet" - zou Yuri Gagarin gezegd hebben toen hij op 12 april 1961 als eerste mensenkind in de ruimte kwam. Dat schijnt toch niet te kloppen. Een vriend van hem zei in 2006 in een interview dat het niet waar is, dat Gagarin dat níet zelf gezegd heeft. De woorden zijn van Nikita Chroetsjov, de toenmalige leider van de Sovjet-Unie en van de communistische partij aldaar. Wat Gagarin in elk geval wél gezegd heeft toen hij vanuit de ruimte naar de aarde keek, was: "De aarde is blauw. Wat prachtig. Wat bijzonder."

 En op Kerstavond 1968 kwam de Amerikaanse Apollo 8 in een baan rond de maan. Jim Lovell, één van de astronauten zei in een live televisiereportage vanuit het ruimteschip: "We zijn gekomen (...) om de maan te verkennen, maar het belangrijkste dat we ontdekken is de aarde. Alles wat we hebben is dáár", zei hij. Het is dan ook veelzeggend dat de astronauten de uitzending besloten met het voorlezen van het scheppingsverhaal uit Genesis dat wij in deze Paasnacht óók hebben gehoord.

 Michael Collins, aan boord van de Apollo 11, beschreef hoe fragiel de aarde lijkt in dat oneindig en verder zo onherbergzame heelal. Hij zei: "De aarde moet worden zoals ze er uit ziet: blauw en wit, niet kapitalistisch of communistisch; blauw en wit, niet rijk of arm, niet jaloers of omstreden. Klein, glanzend, sereen, blauw en wit, kwetsbaar."

 En als astronaut Edgar Mitchell tenslotte, aan boord van de Apollo 14, door het kleine raam naar de sterren, de zon en de aarde kijkt, overkomt hem een gevoel dat hij als volgt beschrijft: "Ik realiseerde mij plotseling dat ik een verbinding met de sterren daarbuiten voelde en dat de moleculen van mijn lichaam, de moleculen van ons ruimteschip en die van het lichaam van mijn medeastronauten, prototypen waren van of gefabriceerd waren in oude generaties sterren. Dit ging gepaard met een extase, een vreugde die ik nog nooit had ervaren. Ik kreeg een overweldigend gevoel van eenheid en verbondenheid. Het ging niet meer om zij en wij, maar om: (...) het is een eenheid."

 Verwondering, extase vanwege alles wat is. Verwondering en extase aan boord van het ruimteschip. Verwondering en extase in het eerste hoofdstuk van de bijbel: Het werd avond en het werd morgen. En God zag dat het goed was, heel goed.

 Mensen, wij, zijn erg geneigd om het grote, het omvattende perspectief en die eenheid van alles en iedereen en de fundamentele goedheid ervan, om die uit het oog te verliezen. En ze, wij, bederven het leven op aarde. We vissen die prachtige oceanen leeg en al ons plastic komt er in terecht. En de ene mens buit de andere uit en maakt die tot een slaaf. Mensen kunnen verdorren. Ze kunnen de moed verliezen. Ze kunnen gaan denken "we gaan naar de bliksem", "het is met ons gedaan", "we zijn ten dode opgeschreven". In de voorlezing uit het boek van de profeet Ezechiël werd die manier van denken en in het leven staan verwoord.

 Veelgeliefden, dierbare doop-kandidaten, families en vrienden van de doop-kandidaten en reeds gedoopte gelovigen: Zo is het niet! We hebben het gehoord in de bijbel, in de Heilige Schrift. Daarin wordt, op de manier van voorstellen van twee- drieduizend jaar geleden, de oorsprong, het wezen en de toekomst, de bedoeling van ons leven in woorden verbeeld en uitgedrukt. De aarde is goed. Wij mensen zijn goed. We zijn gemaakt om vrij te zijn. We zijn er om te leven. We zijn er niet om elkaar te onderdrukken, de dood aan te doen en om te sterven. Er is leven, zelfs voorbij de dood. Leven is iets oneindigs. Leven is nog veel meer dan we denken.

 Veelgeliefde doop-kandidaten, zoals de reeds langer gedoopten die hier aanwezig zijn, hebben jullie die oneindige kostbaarheid van ons leven op die kleine, glanzende, serene, blauwe en witte, kwetsbare aarde en van jullie eigen leven daar op; jullie hebben die ervaren. Én jullie hebben gehoord in alles wat is, in de natuur die ons omringt en waar wij zelf deel van uitmaken, in mensen wier levensweg die van jullie heeft gekruist, in mensen met wie jullie samen door het leven gaan; jullie hebben in en door de gebeurtenissen van jullie leven héén een stem gehoord, "alsof iemand jullie bij naam en toenaam heeft geroepen". Die stem hebben jullie ook herkend in de bijbel en speciaal in Jezus van Nazareth die wij noemen "Gods Zoon". Zijn stem hebben jullie herkend in de Kerk. En jullie zijn bezield geraakt door het verlangen om antwoord te geven op die stem. Jullie hebben ernaar verlangd om "ja" te zeggen tegen God, tegen Jezus die jullie riep en roept. Dat moment van jullie "ja" is nu aangebroken. Amen.